Door kortingen boven de markt te laten hangen, probeert minister Koolmees de sociale partners een individueel contract ‘in te chanteren’, dat inferieur presteert en bovendien de verplichtstelling niet waarborgt.
Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
2 reacties
De koopkracht van meer dan 3 miljoen gepensioneerden is de laatste 10 jaar tussen 10 en 20% verminderd door het uitblijven van indexering of door één of meerdere kortingen. Niettemin hebben de meeste pensioenfondsen, door een verstandig beleggingsbeleid, voldoende in kas om aan de huidige en toekomstige aanspraken te voldoen.
Achtereenvolgende kabinetten hebben, in de afgelopen decennia, grote aantallen gepensioneerden en toekomstig rechthebbenden op pensioen door allerlei beperkingen ernstig financieel benadeeld, terwijl die beperkingen met het oog op de financiële positie van de fondsen niet noodzakelijk waren. Voornamelijk de overheid zelf heeft daarmee, als werkgever, miljarden aan premies kunnen besparen.
De overheid heeft zich daarmee als een volstrekt onbetrouwbare partij betoond, die met list en bedrog via wetgeving haar zaakjes als werkgever uitstekend heeft behartigd.
Overigens: werkgevers in het bedrijfsleven hebben vrolijk op deze handelwijze van de overheid mee gelift.
De Hoge Raad heeft beslist dat de deelnemers in de fondsen een (voorwaardelijk) vermogensrecht hebben op de belegde pensioenpremies (ECLI:NL:HR:2012:BT8462 van 3 feb. 2012). Het gaat hier immers om de uitvoering van een overeenkomst tussen werkgevers en werknemers in een stelsel dat is gebaseerd op collectiviteit en solidariteit. Dat stelsel als geheel staat nog steeds fier overeind. Vernieuwing is altijd mogelijk en bespreekbaar, maar de uitholling moet stoppen.
DE VOLGENDE MAATREGELEN HEBBEN DE COLLECTIEVE PENSIOENREGELINGEN GESCHAAD:
• Het kabinet-Lubbers moest in de jaren ‘80 fors bezuinigen. Via “uitnamewetten” heeft het kabinet vanaf ’81 tot en met ’88 de aan het ABP af te dragen pensioenpremie verlaagd van de wettelijk bepaalde 21% naar 8,3 %. Dat koste het ABP (toen nog een Rijksdienst) ca. Hfl 30 miljard. Bij de verzelfstandiging van het ABP is dit bedrag niet teruggestort door de overheid.
• In de meeste uitvoeringsovereenkomsten is de bijstortingsplicht voor werkgevers geschrapt.
• De overgang van het eindloon- naar het middelloonstelsel heeft forse gevolgen gehad voor de hoogte van het uiteindelijk te bereiken pensioen. Die konden slechts gedeeltelijk worden opgevangen door andere maatregelen (zoals de in veel gevallen plaatsgevonden hebbende verhoging van de pensioenopbouw van 1,75% per dienstjaar naar – in eerste instantie – 2,25%, thans echter 1,875%).
• De invoering van het zgn. Witteveenkader, waarbij de fiscaal gefaciliteerde pensioenopbouw werd gemaximeerd op €100.000.
• Het oneigenlijk gebruik van de mogelijkheid om “premiedemping” toe te passen: de werkgevers betalen dan een niet-kostendekkende premie. De overheid, als grootste werkgever, heeft hiermee in 2016 € 6 mld. “bespaard”; Dit verklaart mede het begrotingsoverschot van € 8 miljard in 2016; dat is dus voor een belangrijk deel gefinancierd door het ABP.
• Eind 2006 is door het parlement het Besluit Financieel Toetsingskader (FTK) aangenomen. Dit Besluit verplicht pensioenfondsen om voor de berekening van hun pensioenverplichtingen gebruik te maken van de risicovrije rentetermijnstructuur (RTS). Dankzij de verplichte toepassing van de risicovrije rekenrente (ca. 1,4%) worden de pensioenverplichtingen te hoog weergegeven, waardoor de dekkingsgraden van de fondsen nauwelijks boven de 100% uitkomen en dus indexaties van pensioenen onmogelijk zijn.
Dit, terwijl het voor inflatie gecorrigeerde nettorendement tussen 2002 en 2017 uit kwam op gemiddeld 5,3% per jaar (OESO 2018). Er is al jaren sprake van forse vermogensstijgingen bij de fondsen; de kassen zijn overvol.
• Als gevolg van de toegepaste premiedemping heeft bovendien een verschuiving (overdracht) van € 100 mld. plaatsgevonden binnen het pensioenvermogen van OUD naar JONG (Mercer 2017).
• Het verschil tussen de kostendekkende pensioenpremies en de in rekening gebrachte – gedempte (dus: te lage) – pensioenpremies is in de kassen van de werkgevers achter gebleven. Daarmee vergeleken was de voorgenomen afschaffing van de dividendbelasting een schamele fooi.
Deze maatregelen kunnen worden aangemerkt als misbruik van recht, onrechtmatig en in strijd met art. 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) resp. art 17 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Hoe promoot je een leugenachtig pensioenpot.
Door: Arnoud Bosch
Door pensioenen niet te indexeren.
Met indexatie betaald iemand evenveel van 25 jaar a) dan iemand van 66 jaar b)bij pensioen aanvang 67 jaar.
a) Toezegging * P^41,5
b) Toezegging * P^0,5
P= (1 r/100)