Direct naar inhoud

‘Pensioenfondsen en sociale partners moeten gelijktijdig besluiten over transitie’

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 17 januari 2022

De besluitvormingsprocessen bij sociale partners en pensioenfonds over de transitie moeten niet door elkaar lopen. Dat kan in later stadium leiden tot problemen, zoals rechtszaken, waarschuwen juristen René Maatman en Mark Heemskerk.

Foto Erik van Leeuwen/SCS

Dit is een van de zeven aanbevelingen van Maatman en Heemskerk uit hun Netspar-studie Bevoegdheidsverdeling sociale partners en pensioenfonds bij stelseltransitie.

De twee juristen vinden dat de bevoegdheidsverdeling in de conceptwet Toekomst pensioenen niet goed is geregeld. ‘De inzet is dat sociale partners en pensioenfonds er in een ‘iteratief proces’ samen uit komen door te overleggen over de gewenste stappen’, zegt Heemskerk. ‘Dat polderen klinkt prachtig, maar het moet wel duidelijk zijn wie welke beslissing neemt omdat er tegengestelde belangen kunnen zijn. Als sociale partners in het transitieplan bijvoorbeeld stellen dat de compensatie moet worden gefinancierd uit het pensioenvermogen, is het pensioenfonds daaraan niet gebonden.’

Om patstellingen te voorkomen pleiten Maatman en Heemskerk ervoor dat sociale partners en pensioenbestuur apart van elkaar en gelijktijdig in de materie duiken en knopen doorhakken. ‘Daarbij moet een pensioenfonds voldoen aan de eigen governance-eisen’, zegt Maatman. ‘Het intern toezicht moet zijn werk doen en het verantwoordingsorgaan moet worden betrokken bij de besluitvorming.’

Pensioenfondsen moeten bijvoorbeeld zelfstandig beslissingen nemen over zaken als compensatie voor de afschaffing van de doorsneesystematiek en het uitdelen van de solidariteitsbuffer. ‘Dat zijn onderwerpen die de pensioendeelnemers raken. Het pensioenfonds is daarvoor verantwoordelijk en het bestuur moet daarover kunnen beslissen met inachtneming van de evenwichtige belangenverdeling.’

De juristen stellen dat het volgens de conceptwetgeving niet mogelijk is deze gewenste route te bewandelen. ‘Daarin staat dat sociale partners eerst een transitieplan moeten maken en dat het pensioenfonds daarna pas aan de slag kan met een implementatieplan. Die twee plannen zijn echter onderling afhankelijk. Die kun je dus niet volgtijdelijk opstellen’, zegt Maatman.

Raad van State

Maatman en Heemskerk zeggen dat de conceptwetgeving op enkele punten moet worden gewijzigd om de door hen aanbevolen werkwijze mogelijk te maken. ‘We hebben de afgelopen maanden onze aanbevelingen al gepresenteerd aan diverse betrokkenen. We merken dat er veel draagvlak is voor onze ideeën’, zegt Maatman. ‘We hopen dat een aantal aanbevelingen al zijn verwerkt in het wetsvoorstel dat nu bij de Raad van State ligt.’

Transitiecommissie

De juristen menen verder dat de bevoegdheden van de zogeheten Transitiecommissie uitgebreid moeten worden. Heemskerk: ‘Sociale partners kunnen die commissie vragen te bemiddelen als ze er niet uitkomen. Wij vinden dat die commissie ook moet kunnen worden ingeroepen als pensioenfonds en sociale partners in een patstelling belanden.’

De juristen wijzen er ook op dat het wetsvoorstel tijdens de parlementaire behandeling nog ingrijpend kan worden gewijzigd. ‘Sociale partners en pensioenfondsen moeten er rekening mee houden dat de transitie anders verloopt dan beschreven staat in het consultatiedocument van december 2020’, zegt Maatman. ‘Het is goed om voor te sorteren op de overgang naar het nieuwe stelsel, maar wel met een slag om de arm.’ Heemskerk: ‘Niets doen is geen optie, maar het is nog niet mogelijk definitieve besluiten te nemen omdat de wetgeving een moving target is.’

Rechtszaken

Criteria al dan niet invaren

Als sociale partners opgebouwde pensioenen willen invaren, heeft een pensioenbestuur nauwelijks de mogelijkheid dit te blokkeren. Maatman en Heemskerk vinden de gronden zoals geformuleerd in de conceptwet onduidelijk. ‘Er wordt ingevaren tenzij dit onevenredig ongunstig is voor de pensioendeelnemers of leidt tot onevenwichtig nadeel. ‘Dat is wel heel open en vaag’, aldus Heemskerk. Maatman ziet liever een ‘positief’ criterium voor het pensioenfonds: de uitkomst moet evenwichtig zijn voor de gezamenlijke pensioendeelnemers. ‘De wetgever moet die criteria duidelijker omschrijven’, aldus de twee hoogleraren. Ook is het volgens hen niet helder welke beleidsvrijheid een pensioenuitvoerder heeft als sociale partners geen verzoek indienen tot invaren.

Volgens Maatman en Heemskerk is het van belang dat sociale partners en pensioenbesturen transparant besluiten nemen over onderwerpen als contractkeuze, invaren en compensatie. ‘Wij verwachten dat er sowieso rechtszaken komen over die besluiten. Als het vermogen wordt verdeeld, zullen er groepen zijn die zich tekort gedaan voelen’, stelt Maatman. ‘Dan is het noodzakelijk dat je kunt laten zien hoe beslissingen zijn genomen en dat daarbij duidelijk is wie voor welk besluit verantwoordelijk is. Polderen heeft ontegenzeggelijk goede kanten, maar sociale partners en pensioenfondsen moeten zelf een oordeel vormen over een evenwichtige verdeling en daarover verantwoording afleggen.’

Sociale partners en hun pensioenfonds doen er volgens Maatman en Heemskerk goed aan hun afspraken vast te leggen in een uitvoeringsovereenkomst. ‘Uitgangspunt is dan wilsovereenstemming over de transitie in die overeenkomst: een afspraak met opdracht van sociale partners en aanvaarding door het pensioenfonds. Dat voorkomt dat er later verwarring ontstaat’, aldus Heemskerk.