Direct naar inhoud

‘Wantrouwen roept wantrouwen op’

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 15 juni 2022

Het pensioenstelsel kan niet zonder vertrouwen van de deelnemers. Maar vertrouwen is wederkerig, stelt Adri van der Wurff. Hebben bestuurders wel voldoende vertrouwen in hun deelnemers?

Foto Andy Smulders/ANP

Het kabinet onderzoekt periodiek het vertrouwen in pensioenfondsen. Bij de eerste consultatieversie stond nog dat de Wet Toekomst Pensioenen (Wtp) was bedoeld voor herstel van afnemend vertrouwen. Inmiddels is het besef ingedaald dat het vertrouwen juist aan het toenemen was. Daarmee heeft de Wtp een van de oorspronkelijke doelstellingen als mede een deel van zijn bestaansrecht verloren zonder dat hieraan veel woorden zijn gewijd.

Toch blijft vertrouwen een cruciaal onderdeel van het stelsel. We zien het bij het pensioenfonds van de huisartsen, en eerder bij andere beroepspensioenfondsen, dat als het vertrouwen daadwerkelijk wegvalt er een serieuze bedreiging ontstaat voor de legitimiteit van het fonds. Ook bij andere soorten fondsen is vertrouwen cruciaal voor het draagvlak.

Wederkerig

Wat bij dit soort vertrouwensvragen onvoldoende aan de orde komt, is dat de vertrouwensbasis van pensioenfondsen wederkerig moet zijn. We moeten ons ook afvragen hoe het gesteld is met het vertrouwen van de fondsbestuurders en de sociale partners in de deelnemers. Geen vertrouwen geven is op termijn geen vertrouwen krijgen. Net zoals een overheid die haar burgers wantrouwt, wantrouwen van de burgers oogst.

Er bestaat geen meting van het vertrouwen in de deelnemers, maar er zijn voldoende signalen dat het er niet zo goed mee is gesteld. Zo schrijft de minister dat ze het niet aan de deelnemers toevertrouwt om zelf een beslissing te nemen over een waardeoverdracht. En binnen FNV wordt diversiteit gepredikt, zolang je maar over de Wtp hetzelfde standpunt inneemt als de voorzitter, anders word je geroyeerd.

Waaruit zou vertrouwen vanuit de fondsbesturen en de sociale partners kunnen blijken? Bijvoorbeeld in stemrecht voor alle deelnemers (dus ook slapers) bij het kiezen van bestuurders. Of in het niet langer werken met verplichtstelling van een bepaald fonds, maar bijvoorbeeld de werkgevers binnen een sector laten kiezen of zij willen aansluiten of aangesloten willen blijven bij het vrijwillig bedrijfstakpensioenfonds omdat zij vinden dat het goed presteert. In dat laatste voorbeeld laten bestuur en sociale partners zien dat ze niet alleen vertrouwen hebben in de werkgevers en hun ondernemingsraden, maar ook in de prestaties van het eigen fonds. Andersom zijn strak vasthouden aan de verplichtstelling, het blokkeren van instemmingsrecht en de beroerde positie van slapers indicatoren van het gebrek aan vertrouwen.

Paternalisme

Vertrouwen in de deelnemers hoeft geen blindelings vertrouwen in te houden. Zo blijft het nuttig te onderkennen dat veel deelnemers financieel slecht onderlegd zijn en voor hun 55ste weinig interesse hebben in hun pensioen. Voor de noodzaak van enig paternalisme is er dus wel onderbouwing. Maar dat sluit het serieus nemen van de deelnemers niet uit. Pieter Omtzigt pleit voor een nieuw sociaal contract tussen overheid en burgers. Ik pleit voor iets vergelijkbaar voor sociale partners, fondsbesturen en deelnemers. Dat past bij het nieuwe pensioencontract.

In de voorstellen van de regering blijven de wettelijke kaders van de governance onveranderd. Dat is een zwaktebod van jewelste. Maar de sociale partners en de fondsbesturen zijn mans en vrouws genoeg om in hun eigen domein de handschoen op te nemen. Het kan bovendien helpen de beroerde positie van de vakbonden te versterken. Het vertrouwen in de deelnemers is ook van belang bij kwesties die de toekomst gaan spelen. Hoe gaan we advisering van deelnemers vormgeven? Hoe gaan we beslissingen rond risicoprofielen, lumpsum en vast of variabel pensioen begeleiden?

Adri van der Wurff Peter Stralitski

Vertrouwen kan alleen als de ander jouw belangen bij het nemen van beslissingen op een eerlijke wijze meeneemt. Het ligt voor de hand dat er bij vertrouwensvragen vooral gekeken wordt naar het vertrouwen in de mensen die de macht hebben. Diezelfde machthebbers hebben een zeker belang bij die asymmetrische voorstelling van zaken, omdat die hun machtspositie bevestigt. Een machtspositie is echter geen bezit, maar een verantwoordelijkheid die bestaat bij gratie van de deelnemers. Die nemen weliswaar minder beslissingen maar, hebben wel de macht van het oordeel en het eventuele verzet. De wederkerigheid van het vertrouwen bestaat er dan uit dat de pensioenbestuurders erop moeten erop kunnen vertrouwen dat ze door deelnemers eerlijk worden beoordeeld, en niet zonder kennis van zaken worden weggezet als non-valeurs of zakkenvullers. En de deelnemers moeten erop kunnen vertrouwen dat de pensioenbestuurders alles doen om toezeggingen waar te maken. Op het moment dat die deelnemers systematisch niet serieus genomen worden, hun bestaande rechten zelfs ter zijde worden geschoven, ontstaat er een tegenbeweging die de gevestigde macht openbreekt, met alle nare breuklijnen en schade van dien.

Ongepast

Vertrouwen dat het automatisch goed gaat, is zowel vanuit de bestuurders en sociale partners als vanuit de deelnemers ongepast. Wat we nodig hebben, is vertrouwen dat we er samen wel uit komen, omdat we rekening houden met elkaars belangen. De Wtp levert daar geen kaders voor. Ik wens de pensioensector toe dat het aanvullende sociale contract er snel komt omdat de Wtp het wederzijdse vertrouwen sterk op de proef zal stellen.

Adri van der Wurff is voormalig pensioenbestuurder.