Direct naar inhoud

Reële dekkingsgraden lager door nieuwe voorgeschreven rekenwijze — artikel bevat een betaalmuur

Dit artikel heeft een betaald toegangsblok, wat betekent dat je een deel van de inhoud pas kunt lezen als je bent ingelogd en een geldig abonnement hebt.

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd: 26 april 2019

Pensioenfondsen moeten hun reële dekkingsgraad voortaan vaststellen met de rentetermijnstructuur in plaats van verwacht rendement op aandelen, zo heeft het kabinet besloten. Daardoor vallen de reële dekkingsgraden lager uit.

Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:

  • Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
  • Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
  • Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
  • Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009

1 reactie

  1. E. Daae
    7 jaar geleden

    Een nieuwe poging om de druk op sociale partners te vergroten en ze te laten instemmen met een voor de overheid gunstig pensioenakkoord.

    In Nederland zijn de meeste pensioenregelingen gefinancierd op basis van collectieve (en soms ook individuele) beschikbare premieregelingen. In een „dekking tegen biometrische risico’s” (zoals het langerleven- en arbeidsongeschiktheidsrisico) of het „garanderen van een beleggingsrendement, of een bepaalde uitkeringshoogte” voorzien pensioenfondsen die deze pensioenregelingen uitvoeren níet. Zij hóeven dus ook niet „permanent bij wijze van buffer aanvullende activa aan te houden, naast de technische voorzieningen” (art. 15 lid 1 IORPII – de Europese pensioenrichtlijn).

    Daarmee vallen zij búiten art. 15 IORPII. Dat betekent dat korten op de pensioenen die via beschikbare premieregelingen worden gefinancierd in stríjd is met IORPII.

    Dit gegeven zou het kabinet ter harte moeten nemen bij de heropening van de gesprekken over het pensioenstelsel. Dat betekent ook dat de DNB-RTS (ook wel ten onrechte de marktrente genoemd), waarmee pensioenfondsen hun technische voorzieningen moeten berekenen, niet langer houdbaar is. Ze kan ook niet langer als pressie- of chantagemiddel gehanteerd worden om tot een totaal ander pensioenstelsel te komen.

    Nu komt Koolmees met een nieuwe truc uit de hoge hoed: pensioenfondsen moeten uitgaan van de reële dekkingsgraden in plaats van de tot nu toe voorgeschreven nominale- of beleidsdekkingsgraden. Ook de reële dekkingsgraden moeten worden berekend met de volstrekt kunstmatig bepaalde DNB-RTS (ook – ten onrechte – de marktrente genoemd).

    Gevolg: de reële dekkingsgraden worden gelijk aan de kunstmatig naar beneden gerekende nominale dekkingsgraden.

    Vreemd is, dat de pensioenfondsen bij de berekening van de door werkgevers te betalen pensioenpremies WEL rekening houden met de toekomstige rendementen op de belegde pensioenvermogens.

    Beter zou zijn om te stoppen met het meten met 2 maten. Breng in het vervolg bij de werkgevers een pensioenpremie in rekening waar bij de vaststelling ervan OOK wordt gerekend met de risicovrije rente uit de DNB-RTS.

    Dat zal ertoe leiden dat de pensioenpremies richting 30 à 35% kunnen gaan. Dat gaat werkgevers – met de overheid als grootste werkgever voorop – extra miljarden aan jaarlijkse pensioenpremies kosten. Ook de vakbonden zullen gaan steigeren, want de bij werknemers in te houden pensioenpremies zullen navenant stijgen. Maar de reële dekkingsgraden bij de pensioenfondsen worden dan niet verder kunstmatig uitgehold.

    Is dit wat Koolmees zou moeten willen? Laat hij zich eens goed voorlichten wat art. 15 van het IORPII betekent voor de meeste pensioenregelingen in ons land. Dan zal hij moeten vaststellen dat hij geen poot heeft om te staan met zijn chantagepraktijken.

    EVEN EEN BLIK TERUG IN DE TIJD.
    In het verleden is gebleken dat de Staat ook al meermalen een onbetrouwbare partij was.

    Zo moest het kabinet-Lubbers in de jaren ‘80 fors bezuinigen. Via ”uitnamewetten” verlaagde het kabinet daarom tussen 1981 en 1988 de aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP, pensioenfonds voor overheid en onderwijs) af te dragen pensioenpremie van de wettelijk bepaalde 21 procent naar 8,3 procent.

    Deze ”pensioenroof” kostte het ABP (toen nog een rijksdienst) ongeveer 30 miljard gulden. Het kabinet en de meerderheid in de toenmalige Tweede Kamer hebben ingestemd met deze uitnamewetten, zodat gesproken kan worden van een gelegaliseerde diefstal.

    Als we het omrekenen in euro’s en rekening houden met het gemiste rendement (een voorzichtige 5 procent) op voornoemd bedrag, is dit bedrag inmiddels opgelopen tot ongeveer 60 miljard euro.

    Laten we het dus met het kabinet eerst even hebben over het terug storten van deze 60 miljard in de kas van het ABP. Daar steekt de fooi van 7 miljard die het kabinet in het najaar van 2018 bood om tot een pensioenakkoord te komen, schril bij af.

U moet ingelogd zijn en een geldig abonnement hebben om een reactie te plaatsen.