Pensioenfondsen met een dekkingsgraad van rond de 115% kunnen het makkelijkst een besluit nemen over invaren, vindt Roel Mehlkopf. ‘Als je geen heel grote buffer hebt, dan is er ook niet zoveel om ruzie over te maken’.
Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
2 reacties
Alleen actuariële afwegingen zo te zien. Vanuit juridisch perspectief kunnen fondsen zich ook afvragen of er reden is om een slotbijdrage te vragen van de werkgevers. Compensatie zou anders, in het oude stelsel, de komende jaren zijn betaald door de werkgevers in de oude doorsneepremie, dus waarom zou het fondsvermogen moeten worden bestemd voor compensatie. Daar moeten wel heel goede gronden voor zijn als er indexatie achterstanden zijn of nog niet herstelde kortingen sinds 2013 (of eerder).
Uitstekend advies van Roel Mehlkopf voor alle fondsen die “snel invaren’ als leidend kwaliteitscriterium hebben gekozen bij ‘invaren’.
Voor alle andere fondsen, of aanvullend, gelden wellicht andere criteria, zoals bijvoorbeeld: hoe kan aan de eerste doelstelling van de WTP “eerder perspectief bieden op een koopkrachtig pensioen” worden voldaan voor alle generaties.
Om die doelstelling te faciliteren, helpt een hogere dekkingsgraad juist vaak meer. Of het de discussie vereenvoudigt en versnelt, is dan inderdaad de terechte vraag die Mehlkopf in dit artikel overigens (nog) niet expliciet behandelt.
Met het toenemen van de dekkingsgraad, vaak als gevolg van de gestegen marktrente, zal namelijk ook
(1) de omvang (en mogelijk vermogensbeslag) van de compensatie (afschaffing doorsneesystematiek) toenemen, en
(2) de vraag nadrukkelijker op tafel komen welke premie-ambitie bij een hogere marktrente (en vaak hoger inflatieniveau) nu eigenlijk structureel als uitgangspunt moet worden gekozen.
Kortom, de centrale vraag blijft voor sociale partners en fondsen: is onze transitie-doelstelling nu ‘het niet makkelijk te realiseren van de beoogde doelstellingen die aan de pensioenwet ten grondslag liggen’ of ‘het reduceren van de complexiteit en versnellen van het proces’?
“Een grote erfenis verdelen is als het delen van een rijke oogst: het kost veel tijd en moeite om de overvloed rechtvaardig te verdelen, maar de beloning is voor iedereen groter.”