Direct naar inhoud

‘Eenzijdig invaren ouderdomspensioen mag niet volgt uit uitspraak Hoge Raad’

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 20 oktober 2023

Werkgevers en bonden hebben niets te zeggen over lopende pensioenuitkeringen, stelt Frans Nijhof op basis van een arrest van Hoge Raad. Daarom mogen sociale partners volgens hem die pensioenen niet zomaar invaren.

Foto ANP

De meeste werkgevers die bij grote pensioenfondsen als het ABP zijn aangesloten, willen dat ook de huidige ouderdomspensioenen van gepensioneerde oud-werknemers worden ingevaren in het nieuwe stelsel. Dat mag, vinden zij samen met de vakbonden en de regering, omdat de Hoge Raad heeft vastgesteld dat bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst de rechtsverhouding tussen werknemer en werkgever niet is uitgewerkt. De reden is dat er nog aanspraken op pensioen bestaan. Met het arrest van de Hoge Raad claimen werkgevers en vakbonden nog zeggenschap te hebben over de pensioenuitkeringen van gepensioneerde oud-werknemers. Ten onrechte.

Stel, u bent 60 jaar en u heeft bij vijf verschillende werkgevers in loondienst gewerkt. U hebt daar pensioen opgebouwd voor een vastgestelde pensioenuitkering, de zogenoemde uitkeringsovereenkomst. U heeft daar geen rechten op pensioen opgebouwd, maar aanspraken op pensioen. Dat is iets anders dan pensioenrechten. Pensioenaanspraken betekent volgens de Pensioenwet dat u begunstigde bent voor een nog niet ingegaan pensioen.

Uw opgebouwde aanspraken op pensioen worden pas rechten wanneer u met ouderdomspensioen gaat. Dat betekent dat uw oude arbeidsovereenkomsten met uw vorige werkgevers niet zijn beëindigd, ofwel niet uitgewerkt. U heeft bij deze werkgevers nog een tegoed aan pensioenaanspraken, die bij uw ontslag destijds zijn omgezet naar premievrije aanspraken op pensioen maar die niet zijn overgedragen naar uw huidige pensioenfonds.

Rechtsverhouding

In die situatie blijft er volgens de Hoge Raad een rechtsverhouding bestaan tussen u en uw voormalige werkgevers door de niet-uitgewerkte pensioenovereenkomst. De overeenkomst is volgens de Pensioenwet ‘hetgeen tussen een werkgever en een werknemer is overeengekomen betreffende pensioen.’

Uw werkgever heeft een pensioenovereenkomst gesloten met de pensioenuitvoerder, als werknemer bent u daarin niet betrokken en ook geen partij. Bij pensionering is de wederkerige pensioenovereenkomst geëindigd: er is geen opbouw meer van pensioenaanspraken en de premiebetaling is gestaakt. De uitgestelde prestatieverplichtingen van uw werkgever op gebied van uw pensioenen zijn overgedragen aan het pensioenfonds en vastgelegd in het pensioenreglement.

Het pensioenreglement, dat juridisch bindend is, regelt de rechtsverhouding tussen pensioenfonds en deelnemer, gewezen deelnemer ook wel slaper genoemd, andere aanspraakgerechtigde (partner, nabestaandenpensioen) of pensioengerechtigde (ouderdomspensioen).

Uitgewerkt

De Hoge Raad heeft in vaste rechtspraak vastgesteld dat voor ex-werknemers de arbeidsovereenkomst met hun voormalige werkgever wel is beëindigd, maar niet is uitgewerkt, omdat er bij de voormalige werkgever ‘aanspraken op pensioen’ zijn opgebouwd. Die zijn immers niet overgedragen. In het arrest van de Hoge Raad van 6 september 2013, in een pensioengeschil tussen werkgever ECN en zijn (oud-)werknemers die hun pensioenaanspraken bij ECN hebben achtergelaten, oordeelde het hoogste rechtscollege als volgt:

‘Indien sprake is van pensioenaanspraken, brengt het einde van de arbeidsovereenkomst nog niet mee dat de rechtsverhouding tussen de betrokken partijen als ‘uitgewerkt’ moet worden aangemerkt. In dat geval wordt die rechtsverhouding, zij het met gewijzigde hoedanigheid van de partijen, voortgezet in de pensioenovereenkomst.’

Kern van het arrest is het juridische begrip ‘aanspraken op pensioen.’ Daaruit volgt dat het arrest slechts betrekking heeft op actieve en voormalige werknemers, die nu bij een andere werkgever werken maar hun premievrije aanspraken niet hebben overgedragen naar het huidige pensioenfonds.

Zeggenschap

Door pensionering komt een einde aan de zeggenschap van uw voormalige werkgever(s) en vakbonden over uw pensioen. Zodra uw ouderdomspensioen in gaat is er immers geen sprake meer van aanspraken op pensioen waarop de Hoge Raad zijn arresten baseert. De rechtsverhouding uit de inmiddels beëindigde pensioenovereenkomst is overgedragen aan het pensioenfonds. Die moet de uitgestelde prestatieverplichtingen van uw voormalige werkgever uitvoeren.

Dit heeft tot gevolg dat de reeds ingegane pensioenuitkeringen niet eenzijdig mogen worden ingevaren in het nieuwe stelsel. Ook zal zo’n 45% van het fondsvermogen afgescheiden moeten worden ter zekerheid van de uitkeringsverplichtingen van de huidige pensioenuitkeringen. Daarmee staat het gehele nieuwe pensioenstelsel op losse schroeven.

Frans Nijhof is secretaris van de Kennisbank ABPpensioen

5 reacties

  1. T. Huijg
    1 jaar geleden

    Geachte heer Nijhoff,

    Dank voor uw opinie. Het vergt lef om een ‘ander’ geluid te laten horen. Het is ook goed om zo’n ‘ander’ geluid te laten horen.

    Maar: inhoudelijk klopt het niet wat u zegt. In feite ziet uw in het ECN-arrest een haakje, namelijk dat de Hoge Raad het heeft over “indien sprake is van PENSIOENAANSPRAKEN” en bij gepensioneerden is volgens de Pensioenwet sprake van een pensioenRECHT en niet van een pensioenAANSPRAAK [sorry voor de te aggressieve hoofdletters].

    Waarom klopt uw menig niet?

    1. U miskent dat de bij ECN procederende vereniging OMEN juist ook procedeerde voor gepensioneerden. Zie bijv. de hofuitspraak in rov. 3.7: “dat de belangen van de gepensioneerden en slapers (waarvoor OMEN opkomt)”. https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2011:BU4260

    2. Maar belangrijker: het is verleidelijk meer te zien in iedere uitspraak. Ik vind dat u dat doet. Het lijkt mij waarschijnlijk dat de HR bij het formuleren van zijn regel helemaal niet bewust was van – en bezig was met – het verschil dat de Pensioenwet maakt tussen pensioenaanspraak en pensioenrecht. De achtergrond (zaak ging juist ook om gepensioneerden) maakt het voor mij aannemelijker dat de HR toch vooral duidelijk wilde maken dat het einde van de arbeidsovereenkomst nog niet betekent dat de rechtsverhouding eindigt. En dat is ook logisch: de kern van het gehele recht is dat niets – maar dan ook echt niets – tot in de lengte der dagen onwijzigbaar is. (Te) populair gezegd: slaven bestaan niet.

    3. Mocht u al gelijk hebben, feit is dat (lang) na het ECN-arrest, de Pensioenwet is veranderd. Namelijk via de Wtp. En daarin is zonder meer duidelijk gemaakt dat ook pensioenRECHTEN kunnen worden gewijzigd. Niet voor niets is lid 12 aan art. 2 toegevoegd: “Onder pensioenovereenkomst wordt mede verstaan hetgeen tussen een werkgever en een gewezen werknemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde is overeengekomen betreffende pensioen.” En zijn aan het wijzigingsverbod van art. 20 PW pensioenRECHTEN toegevoegd (eerst stond er alleen ‘pensioenAANSPRAKEN’). En zie verder ook gelijksoortige aanpassingen van art. 19 PW en art. 4 Wet Bpf 2000. Uw visie negeert deze bewuste wijzigingen ten onrechte.

  2. Mr. N.M. Opdam
    1 jaar geleden

    Dank voor je opmerking Teun Huijg. Eens met wat je zegt. Daarop aanvullende ging het hier ook nog eens om een verzekerde regeling. Het voorbeeld van de schrijver haakt aan op invaren als het om pensioenen bij een pensioenfonds gaat.

  3. T. Huijg
    1 jaar geleden

    4. Uw visie strookt ook niet met alle pensioenrechtspraak nadien, dus na de ECN-uitspraak. Uit die rechtspraak blijkt dat rechters en masse geen absoluut wettelijk wijzigingsverbod zien t.a.v. gepensioneerden.

    Volgens mij zegt de HR in het ECN-arrest slechts: ‘er bestaat geen regel dat na einde arbeidsovereenkomst niks meer mag worden gewijzigd’ en ‘of er mag worden gewijzigd, hangt steeds af van de regels die gelden voor wijzigen’. Mocht u zorgen hebben over het invaren, dan moet u volgens mij vooral binnen die regels zoeken naar een oplossing voor uw zorgen. De idee dat er een absolute no go is, miskent wat mij betreft de kern van ons recht, waarin sowieso al de redelijkheid en billijkheid alles opzij kunnen zetten.

  4. J. van der Laan
    1 jaar geleden

    De heer Huijg geeft inderdaad de kern aan die in dit betoog niet wordt meegenomen, namelijk de belangrijke aanpassing van art. 20 PW (het wijzigingsverbod), naast de uitbreiding van de definitie in art. 2 lid 12 PW.
    Art 20 PW luidde: In geval van een wijziging van een pensioenovereenkomst worden de voor de aanspraakgerechtijgden tot het tijdstip van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd, behoudens het bepaalde in de artikelen 76, 78, 83 en 134.
    Art 20 PW luidt sinds 1-7-2023: In geval van een wijziging van een pensioenovereenkomst worden de tot het tijdstip van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken EN DE PENSIOENRECHTEN niet gewijzigd, behoudens het bepaalde in de artikelen 76, 78, 83 en 134.
    En deze wijziging geeft SP/werkgevers via art. 83 PW (CWO) de bevoegdheid om de PO voor (gewezen) deelnemers EN gerechtigden te wijzigen.

  5. H. Meerten
    1 jaar geleden

    Nee, Nijhof heeft wel degelijk een punt. De artikelen van Van Leeuwen zijn erg nuttig. Die in TPV 2014 en recentelijk: invaren is niet hetzelfde als thuiskomen En dat de WTP dit wijzigt is maar 1 kant van het verhaal. Nationale wetten kunnen immers aan EU recht getoetst worden. Het is zeer vreemd dat opgebouwde rechten (die door artikel 20 PW) beschermd worden bij invaren even aan de kant worden gezet. Binnenkort mijn laatste bijdrage over effectieve rechtsbescherming (art 47 EU Handvest)

U moet ingelogd zijn en een geldig abonnement hebben om een reactie te mogen plaatsen.