Als opgebouwde pensioenen bij de stelselherziening allemaal niet worden ingevaren, zou dat de komende decennia circa €18 mrd extra uitvoeringskosten vergen. Dat heeft PwC becijferd.

Met de berekening plakt de consultant voor het eerst een onderbouwd, concreet getal op de totale extra uitvoeringskosten die gemoeid zijn met niet invaren. Deze zijn vooral gelegen in het handhaven van de administratie van de bestaande ftk-rechten, naast die voor de nieuwe opbouw in een solidaire of flexibele premieregeling.
‘In de Tweede Kamer vindt geregeld debat plaats over wel of niet invaren. Soms wordt daar beweerd, dat het wel meevalt met de kosten van niet invaren’, zegt Christoffel van Riet, senior director bij PwC en tevens oud-ceo Pensioen en Leven bij softwareleverancier Keylane. ‘Onze berekening laat zien dat het toch om erg veel geld gaat. Ik hoop dat dit een rol zal spelen in toekomstige debatten.’
De sommen volgen op een waarschuwing die minister Schouten vorige week in een brief aan de Kamer gaf. Zij verklaarde dat niet invaren tot hogere premies leidt, omdat er dan geen compensatie afschaffing doorsneesystematiek uit het vermogen kan plaatsvinden. Dat moet dan uit de premie. De overheid is dan honderden miljoenen per jaar extra kwijt aan de belastingaftrek op die premies, aldus Schouten.
Gesloten regeling
PwC gaat er bij zijn sommen aan de uitvoeringskosten vanuit, dat de huidige negentien miljoen opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten allemaal niet ingevaren worden, terwijl fondsen wel nieuwe premieregelingen starten. De oude rechten moeten vervolgens als een zogeheten ‘gesloten boek’ geadministreerd worden.
‘De kosten voor een gesloten regeling zijn lager, maar nog steeds substantieel’, licht Van Riet toe. De kosten schat hij op 55% van die voor een actieve regeling waarin ook nieuwe opbouw plaatsvindt. ‘Bepaald werk hoeft niet verricht te worden bij een gesloten regeling, zoals nieuwe deelnemers inschrijven, premie innen, de verplichtstelling handhaven. Maar verhuizingen, scheidingen en overlijdens hebben ook bij een gesloten boek nog impact. Wijzingen in wet- en regelgeving mogelijk ook. En er moeten pensioenen uitgekeerd worden.’
Het gesloten boek met negentien miljoen pensioenen kost in het eerste jaar €550 mln, oftewel €29 per deelnemer (actieven, slapers en gepensioneerden). Deze totale kosten dalen slechts langzaam naarmate het aantal deelnemers daalt. Dat komt omdat een groot deel van de kosten voor een gesloten regeling, volgens Van Riet 80%, vast is en dus niet afhankelijk van het aantal aanspraken.
Vaste kosten zijn bijvoorbeeld IT-systemen, onderhoud en ontwikkeling aan de IT en overheadkosten van de organisatie. Het gaat zowel om kosten voor mensen als voor apparatuur en software. De vaste component bij een gesloten regeling is groter, juist omdat er per deelnemer minder dagelijks werk verricht hoeft te worden dan bij een actieve, open regeling.
PwC heeft vervolgens alle kosten opgeteld over een periode van vijftig jaar, uitgaande van een lineaire daling van het aantal deelnemers naar nul over die periode. Al deze uitgaven zijn contant gemaakt met een rekenrente van 2%.
Een bedrag van €18 mrd is veel. Maar lijkt niet alles veel, als je het over vijftig jaar optelt? Zo kan elke dag lunchen in de bedrijfskantine – in plaats van eigen boterhammetjes meenemen – over een hele carrière ook ruim boven €10.000 kosten (contant gemaakt met 2% rente). Dat lijkt heel veel, maar in de dagelijkse praktijk doen die kosten niet echt pijn.
Reservering
‘Die €18 mrd is mogelijk wel een reservering die fondsen moeten maken, dus die zou direct gevoeld worden’, reageert Van Riet. Fondsen hebben nu kostenreserveringen voor toekomstige uitvoeringskosten, maar die zijn ook nodig voor de nieuwe premie-regeling, dus daar kunnen ze niet altijd op terugvallen. Het gaat om een nieuwe kostenpost.
Een gewijzigde aanname voor de rekenrente heeft uiteraard ook gevolgen voor het totaalbedrag: bij 1% rente stijgt de benodigde reservering naar €23 mrd, bij 3% daalt deze naar €15 mrd.
Als de uitvoeringskosten uit de premie worden betaald, hoeft wellicht niet het hele bedrag gereserveerd te worden, zegt Van Riet, maar als die inkomstenbronnen ontbreken, moet een gesloten fonds normaliter wél een reservering maken voor alle toekomstige kosten, tot het moment dat het hele gesloten boek is ‘leeggelopen’.
De vraag is hoe dit wordt aangepakt bij fondsen met zowel een niet-ingevaren deel en een regeling in het nieuwe stelsel. ‘Laat het fonds de actieve deelnemers, ook de nieuwe toetreders, meebetalen aan de kosten voor de rechten die niet zijn ingevaren? Dat is een afweging die het bestuur moet maken’, aldus Van Riet.
Besparingen
In de komende vijftig jaar zou nog veel kunnen veranderen in de omgang met niet ingevaren rechten. Mogelijk wordt met fusies kosten bespaard. Of wellicht zou er een gezamenlijke organisatie kunnen komen voor het beheer van de oude rechten.
Met dit soort mogelijke toekomstige besparingen heeft Van Riet in deze sommen geen rekening gehouden. ‘De besparingen zijn lastig te voorspellen. En daarbij vergen deze wijzingen op zich ook weer investeringen.’
Van Riet maakt ook geen onderscheid tussen de situatie dat een uitvoerder het bestaande administratiesysteem in stand houdt voor de oude rechten, of nieuwe en oude rechten samen in een nieuw systeem onderbrengt. ‘Ook dan zijn er dubbele kosten en is er extra complexiteit. En het is lastig inschatten hoeveel goedkoper het daarmee echt wordt.’
De €18 mrd moet als een baseline gezien worden, zegt hij. ‘Als je verder niks doet, dan is dat het bedrag, voor de hele sector.’
Conservatief
Volgens Van Riet is het bedrag in diverse opzichten conservatief ingeschat. Zo heeft hij de huidige gemiddelde kosten per aanspraak, in feite €115, naar beneden afgerond op €100. Daarmee is al een stuk efficiencywinst ingecalculeerd. Ook de periode van vijftig jaar is aan de korte kant. ‘Een achtienjarige deelnemer is na die periode ‘pas’ 68 en heeft naar verwachting nog langer te leven.’
Op de kosten voor IT-systemen wordt geen indexatie toegepast in het model van PwC (op het salaris van medewerkers bij de uitvoerders wél). Tot slot zijn ook extra bestuurs- en governancekosten van het handhaven van oude rechten niet meegerekend. ‘We hebben ons puur op de uitvoering en administratie gericht.’
Vermogensbeheer
De effecten op vermogensbeheerkosten van niet invaren – vorig jaar een factor acht groter dan uitvoeringskosten – heeft Van Riet bij dit onderzoek ook niet bekeken. ‘Dit lijkt me een mooi vervolgonderzoek voor collega’s bij PwC.’
Wat betekent dit voor een individueel fonds? De reservering van €18 mrd is ongeveer zestien maal de totale jaarlijkse uitvoeringskosten van €1,1 mrd. Moet een fonds daar rekening mee houden als het niet invaart (en wel nieuwe dc-rechten opbouwt)? Een reservering van zestien keer de jaarlijkse uitvoeringskosten? ‘Per fonds zal het variëren, maar iets tussen tien en twintig keer kan je wel als vuistregel aanhouden’, schat Van Riet.
U moet ingelogd zijn en een geldig abonnement hebben om een reactie te plaatsen.