De totale vermogensbeheerkosten inclusief transactiekosten van pensioenfondsen waren in 2023 €7,2 mrd, 16,2% minder dan in 2022. De uitvoeringskosten stegen daarentegen met 13,2% naar €1,2 mrd.
Dat blijkt uit de dertiende editie van het jaarlijkse onderzoek naar de kosten bij pensioenfondsen en apf-kringen van actuarieel adviesbureau Bell. De daling van de vermogensbeheerkosten – die in 2022 nog €8,6 mrd bedroegen – is voor het grootste deel toe te schrijven aan lagere prestatievergoedingen. Die vielen lager uit omdat het rendement op bijvoorbeeld private equity lager was dan de benchmark.

Hogere advieskosten
De stijging van de uitvoeringskosten – in 2022 waren ze nog ‘slechts’ €1,1 mrd – is het gevolg van meerdere factoren. ‘Zowel hogere advieskosten in verband met de Wtp, als prijsstijgingen door inflatie’, aldus Johan van Soest, actuaris bij Bell. Ook noemen fondsen vaak hogere bestuurs- en governancekosten als verklaring.
De kosten per deelnemer stegen iets minder snel: 10,2% van €110 naar €121. Deze kostenstijging is enigszins gedempt door de toename van het aantal deelnemers (actieven en gepensioneerden) met 2,7% naar 10,3 miljoen.
De kosten per deelnemer zijn de afgelopen vijf jaar opgelopen van €104 naar €121. Bij heel kleine fondsen met minder dan duizend deelnemers vlogen deze kosten in dezelfde periode omhoog met circa 40%.

De uitvoeringskosten verschillen ook sterk naar type fonds. Ondernemingsfondsen geven gemiddeld €276 uit per deelnemer. De veel kleinere beroepsfondsen komen gemiddeld uit op €447 per deelnemer en apf’en op €325.
De juist veel grotere bedrijfstakfondsen zijn gemiddeld €102 kwijt per deelnemer. Dit gemiddelde wordt naar beneden getrokken door ABP en PFZW. Zonder die twee pensioenreuzen bedragen de gemiddelde kosten per deelnemer €115.

De totale kostenratio (alle kosten als percentage van het gemiddelde vermogen, met uitzondering van de transactiekosten) bleef ondanks de verschuivingen nagenoeg op hetzelfde niveau. Deze ratio daalde van 0,49% naar 0,47%. Ook hier is de omvang van het fonds van belang. Piepkleine fondsen met minder dan €100 mln vermogen hebben een kostenratio die drie maal zo hoog is.
Wtp
Van 178 onderzochte fondsen hebben 93 fondsen de extra kosten gepubliceerd die ze hebben gemaakt als gevolg van de overgang naar het nieuwe stelsel. In totaal bedragen die ruim €90 mln. Deze kosten bestaan uit vaste kosten en variabele kosten die een relatie hebben met het aantal deelnemers en het vermogen. Bell heeft becijferd dat deze kosten gedeeld door het aantal deelnemers €14 per persoon bedragen. Op grond van deze cijfers schat Bell in dat de totale Wtp-kosten vorig jaar €145 mln waren.
Van Soest tekent daarbij aan dat het om tijdelijke extra uitgaven gaat. ‘Dit jaar zullen ze waarschijnlijk nog iets hoger uitvallen, maar daarna dalen ze. Dan ontstaat er een nieuw stabieler niveau van pensioenbeheerkosten.’
Bij de vermogensbeheerkosten (inclusief transactiekosten) verwacht Van Soest geen grote dalingen meer. ‘We hebben de afgelopen tien jaar per saldo een daling gezien van gemiddeld 63 naar 48 basispunten. Ik zie dat niet veel verder dalen. De fluctuaties bij vermogensbeheerkosten zijn de komende tijd vooral afhankelijk van de prestatiebeloningen, en eventuele transitiekosten in het kader van Wtp.’
Oordeel
Bell besteedt ook aandacht aan de wijze waarop pensioenfondsen de gemaakte kosten verantwoorden. Daarbij let Bell onder meer op de toelichting, het gebruik van benchmarks en het al dan niet aanwezig zijn van een oordeel van het bestuur. ‘Het aantal besturen dat zo’n oordeel geeft is gestegen naar de helft’, zegt Van Soest. ‘Aan de andere kant schakelen minder fondsen een benchmarkbureau in om hun kosten te vergelijken met vergelijkbare fondsen. Soms lossen ze dat op door zelf een vergelijking te maken op grond van DNB-cijfers.’
U moet ingelogd zijn en een geldig abonnement hebben om een reactie te plaatsen.