Fondsen proberen met wijzigingen in hun reglementen pensioenclaims van schijnzelfstandigen te voorkomen. Hoe explicieter de formulering, hoe hoger de drempel voor een claim, zegt Bastiaan Starink van PwC.
Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
1 reactie
De behoefte van bedrijfstakpensioenfondsen om een dam op te werpen tegen ongedekte pensioenclaims is begrijpelijk. Tegelijkertijd lijken zij daarmee de basis van de verplichtgestelde deelneming uit het oog te verliezen. Die basis is solidariteit en het crëeren van een level playing field, waardoor de lasten voor alle marktpartijen gelijk zijn. Het signaal dat van dit soort reglementswijzigingen uitgaat, is dat schijnzelfstandigen met rust worden gelaten tot het moment van aanmelding als deelnemer. Het gevaar daarvan is dat het draagvlak voor de verplichtstelling wordt ondergraven.
Los daarvan rijst de vraag hoe effectief reglementswijzigingen kunnen zijn om pensioenclaims te voorkomen. Sinds de invoering van de Pensioenwet is immers de heersende opvatting dat premiebetaling niet noodzakelijk is voor pensioenopbouw en dat pensioenopbouw ook niet reglementair afhankelijk kan worden gemaakt van premiebetaling.