Direct naar inhoud

DNB stelt vragen bij grote herverdelingen van jong naar oud in invaarplannen

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd: 16 juni 2025

In de invaarplannen die er nu liggen, is de onderbouwing van de evenwichtigheid geregeld nog een probleem, zegt toezichthouder Jochem Dijckmeester. ‘Individuele maatregelen tellen op tot grote effecten, vaak bij jongeren.’

Dijckmeester, divisiedirecteur Toezicht Pensioenfondsen bij DNB, zegt dit naar aanleiding van enkele tientallen implementatieplannen die op dit moment in behandeling zijn, voor pensioenfondsen die invaren per 1 januari 2026 en later.

In de invaarplannen zijn soms grote herverdelingseffecten te zien in de netto-profijtberekeningen. Die gaan vaker van jong naar oud, dan andersom, constateert Dijckmeester. DNB mist geregeld een voldoende ‘integrale weging’ daarbij. Tegelijk denkt DNB dat het effect soms ook deels een illusie kan zijn, veroorzaakt door onrealistische aannames in de modellen – ook op dat punt heeft DNB vragen voor de fondsen.

Wat ontbreekt er in die ‘integrale weging’?

‘We zien dat fondsen individuele maatregelen doorgaans goed onderbouwen. Maar die maatregelen tellen bij elkaar op. De afweging waarom het geheel dan óók evenwichtig is, kan vaak beter. Een voorbeeld: een maatregel om een spreidingsperiode van één jaar te hanteren, in plaats van de standaard tien jaar, is goed onderbouwd. Het besluit om een flinke beginstorting in de solidariteitsreserve te doen óók. Idem dito voor het gebruik van de indexatie-amvb, om extra te indexeren.

Maar die maatregelen betekenen ieder voor zich een herverdeling van jong naar oud, ten opzichte van het oude contract. Dat telt op tot een groot effect voor jongere deelnemers. Waarom is dat totaal dan evenwichtig?’

Het voorbeeld dat u geeft, gaat over herverdeling van jong naar oud. Is dat toevallig?

‘Herverdelingen die kant uit zien wij wel het vaakst, ja. Ik geef daar nadrukkelijk geen waardeoordeel over. Het kan evenwichtig zijn. Het bestuur moet dat wegen. Maar: hoe groter de effecten zijn, hoe robuuster de onderbouwing moet zijn.’

Jochem Dijckmeester op het Pensioen Pro Focuscongres, in maart dit jaar. Foto: Sander Nieuwenhuys

Is herverdeling van jong naar oud niet gewoon logisch, als buffers verdwijnen in het nieuwe stelsel?

‘Dat is zo, maar toch is zo’n herverdeling geen natuurwet. Het kan gevolg zijn van bewuste keuzes van een fonds. De wet vraagt fondsen om de waarde van de oude regeling, inclusief buffers, af te zetten tegen de nieuwe regeling en te onderbouwen waarom het de herverdeling daarbij acceptabel vindt. Die onderbouwing toetsen wij.’

Met name jonge slapers lijken er soms flink op achteruit te gaan, ten opzichte van het oude stelsel.

‘Wij zeggen in die gevallen: ontleed zorgvuldig wat de oorzaak is. En kijk of deze uitkomst voldoet aan de doelstellingen die tevoren gesteld zijn en of alle deelnemers zich evenwichtig vertegenwoordigd kunnen voelen.

Het is in dit verband goed om op te merken dat ‘‘plausibiliteit’’ een ander aandachtspunt is voor ons. Dat gaat over het realiteitsgehalte van de modelaannames over het beleid in het oude stelsel. Met name in de goedweerscenario’s: hoe realistisch is het als dekkingsgraden en premiedekkingsgraden richting 300% gaan?

Zoiets leidt met name voor jongeren tot een lager netto profijt ten opzichte van het oude stelsel. Want zo’n heel hoge buffer in het oude stelsel vertegenwoordigt voor hen veel waarde. Dus misschien hebben we te maken met een vertekend beeld. Dat kan een deel van het herverdelingseffect verklaren. Daarom hameren wij erop: zorg dat je goed grip hebt op je cijfers.’

Ortec Finance waarschuwde ervoor, dat fondsen nu neigen tot ‘ad hoc’-compensatie voor die slapers. Ze denken dan sneller een vinkje te krijgen van DNB.

‘Het is aan het bestuur om de keuzes te maken. Uiteraard levert ‘‘even compenseren’’ niet automatisch een vinkje op. Ook van een keuze voor compensatie, uit de 5% bestuurlijke ruimte die daarvoor is, verwachten wij dat die goed is onderbouwd. De oplossing kan ook zitten in andere, eerdere keuzes, zoals die voor de spreidingstermijn.’

DNB vraagt besturen soms expliciet naar die compensatie. Dan lijkt het of DNB dit ook aanraadt?

‘Het is niet zo dat wij dat aanraden. Maar we zien terughoudendheid bij besturen om vrije ruimte van 5% binnen de standaardmethode in te zetten. Terwijl het juist een waardevol instrument is, waarmee het bestuur zelf een weging kan maken, nadat alle keuzes met sociale partners zijn gemaakt. Omdat het bestuur die optie heeft, moet het ook laten zien, dat ze op tafel heeft gelegen. Ook als de keuze niét is gemaakt, zeker in omstandigheden waarin het misschien best een oplossing kan lijken. Deelnemers willen dat misschien ook weten, zodat ze zich evenwichtig vertegenwoordigd kunnen voelen.’

Gaan deze evenwichtigheidsvragen tot vertraging leiden bij invaren?

‘We werken intensief samen met fondsen. Maar ik zie wel dat de samenwerking meer druk komt bij de fondsen die per 2026 over willen en die net hun invaarmelding hebben gedaan, of die zelfs nog moeten doen. Bij hoge tijdsdruk is een constructieve houding vanuit beide kanten nog belangrijker.’

Volgend jaar wordt het qua werklast mogelijk nog drukker dan nu. Dan is er waarschijnlijk minder ruimte voor maatwerk van onze kant. Daarom zetten we in op het delen van lessen, zodat de kwaliteit van dossiers beter wordt en wij minder vragen hoeven stellen.’

Wat is slim voor fondsen die na 2026 over willen? Nu alvast hun plannen indienen? Of nog even wachten?

‘Onze eerste focus is nu op de fondsen die per 1 januari 2026 willen invaren. De fondsen die later over willen, in 2027 of 2028, zou ik aanraden om nog even te wachten. We leren nu weer nieuwe lessen, waar fondsen die later overgaan nog van kunnen profiteren.’

Evenwichtigheid was tot nu het grootste discussiepunt. Nummer twee is risicohouding, volgens het Platform Pensioentransitie. Hoe zit dat?

‘Fondsen worstelen ermee hoe ze van een risicopreferentieonderzoek komen tot een beleggingsbeleid. Wij hebben het idee dat er soms een risicovolle kant wordt opgezocht. Met name als de voorkeuren vanuit het risico-onderzoek bovenop de lifecycle worden gestapeld. Dus: jongeren krijgen al meer risico in de standaard lifecycle. In het onderzoek blijken ze meer risicobereid te zijn. Dus wordt in hun beleggingen extra risico genomen, bovenop de lifecycle. Dan ben je misschien dingen dubbel aan het doen. Het resultaat van de enquête is wellicht gewoon het generatie-effect, waar de lifecycle al voor bestond.’

In de pensioenwereld wordt gezegd dat er een richtingenstrijd is tussen twee methodes om tot de vertaalslag te komen: Ortec en Merton-Samuelson.

‘Die risicohouding en beleggingsbeleid zijn samen een ingewikkeld onderwerp; ook als toezichthouder en sector zijn we nog niet uitgeleerd. Wij hebben geen voorkeur voor een van die twee methodes. We moeten gewoon erop toezien dat het proces goed doorlopen is.

Omdat de impact op de transitie vaak beperkt is, kijken we of we dit deel zo veel mogelijk in het reguliere toezicht ná invaren kunnen oppakken.’

Dus het staat niet in de weg aan invaren?

‘Nou, het kan wel invloed hebben op de onderbouwing van evenwichtigheid. Als je in de onderbouwing vooral naar het verwachte pensioenresultaat kijkt, dan moet je er rekening mee houden, dat meer beleggingsrisico vooral bij jongeren natuurlijk leidt tot heel mooie pensioenverwachtingen. Daarvoor waarschuwen wij. Dit is te ondervangen door ook goed naar netto profijt te kijken, want in die berekeningen wordt door de factor beleggingsrisico heen gekeken.’

Fondsen zijn tevreden over hoe het procedureel nu gaat met DNB bij invaren. Toch is er een aantal gevallen geweest waar DNB een aantal zaken heeft geblokkeerd, die er op zich redelijk uitzagen. Leeftijdsafhankelijk vullen van de reserve, operationele reserve vullen uit de solidariteitsreserve, de multiplicatieve in plaats van de additionele methode voor het toedelen van rendementen…

‘Het gaat steeds om zaken waarin de wet letterlijk zegt dat het niet mag. Wij kunnen daar niet omheen.

Wel kijken we naar proportionaliteit in de handhaving. Bij de additionele versus multiplicatieve methode geldt dat fondsen de aanpassing in hun systemen niet altijd direct hoeven doen, omdat de effecten van de keuze voor de ene of de andere methode zich pas op lange termijn in grote mate voordoen.

Voor de leeftijdsdifferentiatie in de solidariteitsreserve is een andere route gevonden, want we hadden begrip voor wat de fondsen beoogden.

En voor het aanvullen van de operationele reserve uit de solidariteitsreserve ligt nu een oplossing in de regelgeving, in het Verzamelbesluitwet pensioenen dat ter consultatie ligt. Je ziet dat er bij iedereen sprake is van voortschrijdend inzicht, ook bij de wetgever.’

Delen op sociale media

Gerelateerde artikelen

U moet ingelogd zijn en een geldig abonnement hebben om een reactie te plaatsen.