Direct naar inhoud

Btw-procedures pensioenfondsen gaan door, ook na derde afwijzing

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd: 19 juni 2025

Na de advocaat-generaal bij de Hoge Raad en het hof Den Haag heeft nu ook de rechtbank Gelderland een voor pensioenfondsen nadelige btw-uitspraak gedaan. Toch willen de adviseurs van de fondsen niet opgeven.

Volgens Gert-Jan van Norden van KPMG Meijburg & Co zal er doorgeprocedeerd worden in hoger beroep, ondanks de serie tegenvallende uitspraken. Ook Edwin van Kasteren van PwC laat weten dat wat hem betreft er beroep wordt aangetekend, al moet hij dit nog met klanten bespreken.

Gezicht op het centrum van Arnhem, met in het midden het provinciehuis en het gerechtsgebouw. Foto: iStock

Bij de rechtbank Gelderland ging het om zaken van vijf pensioenfondsen, waaronder BPL, Levensmiddelen en Fysiotherapeuten, evenals uitvoerder Achmea Pensioenservices. De zaken zijn verdeeld tussen KPMG en PwC.

IJkmoment

Volgens de zaakvertegenwoordigers lopen er hiernaast nog tientallen andere bezwaarprocedures en rechterlijke procedures van pensioenfondsen over de btw. Volgens Van Norden is het de bedoeling deze door te zetten, in elk geval tot het moment dat de Hoge Raad, waarschijnlijk eind dit jaar, arrest wijst in twee andere, vergelijkbare zaken van de fondsen UWV en Vervoer. ‘Dat zal een ijkpunt zijn. Als dat arrest ook tegenvalt, zal een aantal fondsen wellicht zijn knopen tellen en stoppen. Maar wellicht zijn er ook dan nog fondsen die willen doorprocederen, omdat ze een voor hen specifieke uitspraak willen.’

De eerdere tegenvallende uitspraken waren tot nu toe voor niemand aanleiding om een lopende procedure te beëindigen, zegt Van Norden.

De procesgang over de btw loopt al jaren. De zaken draaien om de btw die fondsen met uitkeringsregelingen moeten betalen op de rekeningen van hun vermogensbeheerders en pensioenuitvoeringsorganisaties. Volgens de fondsen zouden zulke diensten vrijgesteld van btw moeten zijn, volgens Europese richtlijnen. Er zijn grote bedragen mee gemoeid, al is de precieze omvang moeilijk te schatten. ‘In totaal geen miljarden, maar zeker honderden miljoenen’, taxeert Van Kasteren.

Vergelijkbaar

Een cruciale vraag voor verlening van btw-vrijstelling is of fondsen ‘vergelijkbaar zijn met een beleggingsfonds’. Of ze dat zijn, hangt er weer vanaf of de pensioenuitkeringen en -rechten ‘in de eerste plaats afhankelijk zijn van beleggingsresultaten’.

Dit laatste criterium was in 2024 vastgelegd door het Europees Hof van Justitie, na vragen door de rechtbank Gelderland. Die heeft de zaak nu verder opgepakt en uitspraak gedaan.

Bij de rechtbank hadden de fondsen met berekeningen aangetoond dat 60% à 80% (afhankelijk van welk fonds het betreft) van de pensioenuitkeringen te danken is aan het beleggingsresultaat.

Volgens de rechtbank is dit echter een aspect van de financiering van de uitkering, en uit de uitspraak van Hof van Justitie ‘valt niet af te leiden dat de wijze van financiering een criterium is waaraan moet worden getoetst.’ De rechtbank stelt vast dat het bedrag van de rechten wordt vastgesteld op basis van het in het verleden genoten arbeidsinkomen, dienstjaren en eventuele toeslagen. ‘Belanghebbende heeft (…) niet aannemelijk gemaakt dat en in welke mate het bedrag van de pensioenrechten en pensioenuitkeringen wordt aangepast al naar gelang de beleggingsresultaten.’

‘Onbegrijpelijk’

‘Een onbegrijpelijk uitspraak, die ver afstaat van de economische realiteit, meent Van Kasteren. ‘Het klopt gewoon niet dat financiering geen criterium is waaraan moet worden getoetst. Dat blijft een relevante factor. Is er geen geld dan volgt geen uitkering. Natuurlijk is je uitkering daarmee afhankelijk van beleggingsresultaten. Het Europees Hof zegt dat alle factoren in ogenschouw genomen moeten worden bij de beoordeling, dus ook financiering.’

In andere zaken, van de fondsen Vervoer, UWV en Vlep, hadden de fondsen ook een vergelijkbaar punt naar voren gebracht: dat hun uitkeringen voor een zeer groot percentage het resultaat zijn van beleggingen. Dat argument werd daar ook terzijde geschoven, door de advocaat-generaal van de Hoge Raad en het gerechtshof Den Haag.

Dat er drie keer zo is geoordeeld, maakt dat niet juist, reageert Van Kasteren. Volgens hem lijkt het alsof er een economische en een ‘legalistische’ manier zijn om te bepalen wat er wordt bedoeld met ‘in de eerste plaats’ afhankelijk van beleggingsresultaat.

Denemarken

Volgens Van Kasteren zou dit opnieuw iets kunnen zijn, waar het Europees Hof van Justitie duidelijkheid over kan geven. Zodra de zaak van de vijf fondsen bij de Hoge Raad belandt, kan verzocht worden om die vraag in Luxemburg neer te leggen, denkt Van Kasteren.

‘Het zou echter kunnen dat de vraag al via een andere route bij het Europees Hof komt. In Denemarken wordt door pensioenfondsen ook al jaren geprocedeerd over een dergelijke btw-kwestie. Dat is naar aanleiding van het ATP-arrest uit 2014, waar de hele discussie mee begon. Mogelijk legt een Deense rechtbank deze vervolgvraag binnenkort neer in Luxemburg.’

Delen op sociale media

Gerelateerde artikelen

1 reactie

  1. A.C.M. Kuypers
    5 maanden geleden

    Verschil met Denemarken is dat daar in overwegende mate sprake is van zuivere beschikbare premieregelingen waarbij de individuele premies voor rekening van de gerechtigden collectief worden belegd door een fonds. Dat is niet vergelijkbaar met onze situatie.

U moet ingelogd zijn en een geldig abonnement hebben om een reactie te plaatsen.