‘Gepensioneerde pensioendeskundigen moeten bijspringen om Wtp-drukte op te vangen’ — artikel bevat een betaalmuur

De transitie naar de Wtp gaat zeer veel vragen van deelnemers opleveren. Om de aanstaande communicatiedrukte te helpen opvangen, wil het bedrijf WeAdvize werven onder pensioendeskundigen die al met pensioen zijn.

Dat zegt Ruud van der Vlies, directeur van WeAdvize, dat op projectbasis pensioenconsulenten levert aan onder meer pensioenfondsen en verzekeraars, om deelnemers te woord te staan en te informeren. Van der Vlies voorziet, net als veel pensioenpartijen, een enorme stijging in het aantal vragen van deelnemers over de nieuwe pensioenregeling.

Dat gaat leiden tot capaciteitsproblemen bij de uitvoerders, voorspelt Van der Vlies. ‘Je hebt veel mensen nodig, die niet alleen communicatief vaardig zijn, maar ook een gedegen pensioenbasis hebben om deelnemers op een overtuigende manier te kunnen informeren.’

Op dit moment heeft WeAdvize 25 consulenten in dienst, die ‘enkele duizenden gesprekken per jaar’ voeren, aldus Van der Vlies. Een concreet voorbeeld is een opdracht bij een apf waar de consulenten deelnemers van een pensioenkring te woord staan. ‘Richting 2027 willen we, gezien de verwachte vraag, uitbreiden naar jaarlijks enkele tienduizenden gesprekken.’ WeAdvize startte daarom recent het initiatief Pensioenhulpmaatje, waarmee het bedrijf zich speciaal richt op mensen met pensioenkennis die inmiddels zijn gepensioneerd.

Uit deze groep wil Van der Vlies vijftig tot honderd consulenten werven, die kunnen inspringen bij uitvoeringsorganisaties, grote intermediairs of verzekeraars, wanneer de drukte daar bij de medewerkers over de schoenen loopt. WeAdvize wil dan met name keuzebegeleidingsgesprekken met deelnemers overnemen. Een eerste oproep vorige week op LinkedIn zorgde meteen al voor een tiental geïnteresseerden, stelt Van der Vlies.

Een eerder plan van dit voorjaar, om via het UWV zij-instromers op te leiden tot pensioenconsulenten voor deelnemerscommunicatie, leverde onvoldoende op. Van der Vlies: ‘Er was zeker belangstelling, maar qua pensioenkennis bleek deze groep gemiddeld genomen nog niet klaar voor vragen over de Wtp. Dat is een dermate grote pensioenverandering dat er heel specifieke en diepgaande kennis voor nodig is.’ Daarvoor is het niveau van Wft-Pensioen nodig, stelt Van der Vlies, verwijzend naar de opleidingseisen voor adviseurs die in de pensioensector werken.

Hij richt zijn vizier daarom nu op gepensioneerden, die mogelijk één of twee dagen per week betaald willen blijven werken. ‘Denk aan een gepensioneerde adviseur of iemand die jarenlang in een communicatierol heeft gewerkt binnen een pensioenfonds of uitvoerder. Maar ook andere pensioendeskundigen die communicatief en vitaal zijn.’ Volgens Van der Vlies is er een potentieel van tussen de 1.500 en 3.000 kandidaten. ‘Het moet mogelijk zijn om daar een uitgebreide pool van consulenten uit te werven.’

Dat een vragentsunami bij de transitie van de drie koplopers uitbleef, zegt volgens Van der Vlies weinig. ‘Ik zie dat als de eerste inleidende beschietingen met verhoudingsgewijs kleine fondsen. Het zal vanaf 2026 echt een ander verhaal worden, met de overgang van grote fondsen als PFZW en BpfBouw. Deelnemers zullen misschien in eerste instantie denken, als ze een hoger pensioen hebben gekregen door de ‘invaarbonus’: het lijkt me allemaal oké. Maar dan begint het pas.’

‘Als er op een gegeven moment een onduidelijkheid ontstaat, dan gaat dat rondzingen en worden deelnemers onzeker. Er komen vragen over het nieuwe nabestaandenpensioen, het bedrag ineens en over waardeoverdracht. Vragen over eerder stoppen, gevolgen van een scheiding en het hoog-laag-pensioen gaan ook gewoon door. Ik denk dat dit tot een opeenhoping van vragen gaat leiden die blijven liggen.’

Het gaat niet alleen om ingevaren pensioenfondsen, benadrukt Van der Vlies. ‘Wat betekent bijvoorbeeld een buy-out voor een deelnemer? En denk aan die duizenden verzekerde regelingen die moeten worden omgezet naar de Wtp en waar werkgevers de boel maar blijven uitstellen. Dat wordt nog een enorme klus voor verzekeraars en intermediairs om deelnemers op tijd uit te leggen wat dat inhoudt.’