Direct naar inhoud

Bij opbouw pensioen in eigen beheer is belasting betaald over spookwinsten — artikel bevat een betaalmuur

Dit artikel heeft een betaald toegangsblok, wat betekent dat je een deel van de inhoud pas kunt lezen als je bent ingelogd en een geldig abonnement hebt.

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd: 16 december 2015
De inhoud van dit artikel is gemigreerd. Lijkt er iets mis te gaan, of onderdelen te missen? Neem dan contact met ons op.

Over de noodzaak tot veranderingen bij het in eigen beheer opbouwen van
pensioen zijn velen het eens. Over wat dan de oplossing moet zijn
verschillen de ideeën sterk. In een recent overleg met de Tweede Kamer
gaf staatssecretaris Wiebes aan te koersen op hetzij het afschaffen met
een eenmalige korting, hetzij een overstap naar een beschikbare
premieregeling in eigen beheer. Voor de kerst ligt er een meer
uitgewerkt plan.

In alle discussie over dit
onderwerp mis ik een tot nu toe onderbelichte invalshoek. De fiscus is
zelf een belangrijke veroorzaker van de aantasting van de
pensioenrechten in eigen beheer. Doordat de fiscale waardering een
minimale rekenrente van 4% vereist, hebben alle bv’s met
pensioenverplichtingen in eigen beheer sinds 2009 vele miljarden te veel
aan vennootschapsbelasting betaald. Als de bv’s met
pensioenverplichtingen deze steeds hadden mogen waarderen op de
werkelijke marktrente, dan was er geen waarderingsverschil geweest. Bij
de uiterst lage rente van vandaag is dat verschil natuurlijk enorm
groot. Het waarderingsverschil zou inmiddels opgelopen zijn naar € 39
mrd (werkelijk: € 73 mrd, fiscaal € 34 mrd). Bij een tarief in de
vennootschapsbelasting van 20% mag je dus concluderen dat sinds 2009
alle bv’s met pensioen in eigen beheer circa € 8 mrd te veel
vennootschapsbelasting hebben betaald. Tot het jaar 2009 lag de
rekenrente op een niveau van 4% of hoger. Daarna is het bergafwaarts
gegaan en is sindsdien dit waarderingsverschil ontstaan.

Recent heeft de Hoge Raad
geoordeeld dat die vaste 4% op zich in strijd is met de fiscale regels
van winstbepaling maar dat de wetgever de enige partij is die daaraan
iets kan doen.

Door de vaste 4% rekenrente
worden bv’s dus verplicht te veel vennootschapsbelasting te betalen
waardoor er sowieso minder geld beschikbaar is voor de dekking van de
pensioenverplichtingen. Bv’s hebben sinds 2009 vennootschapsbelasting
moeten betalen over resultaten die zij in werkelijkheid niet
gerealiseerd hebben. Dat heeft geleid tot aantasting van de vermogens
van deze bv’s alsmede tot aantasting van de dekking voor de toekomstige
pensioenverplichtingen. Heel ruw berekend is door deze vpb-heffing een
hap ter grootte van 11% genomen uit het voor belegging aanwezige
vermogen dat tegenover de pensioenverplichtingen staat. Je zou het als
een soort woekerpolis kunnen zien waarbij dit keer niet de hoge
provisie, maar de heffing van vennootschapsbelasting de boosdoener is.
De mogelijkheden om weer ‘boven water’ te komen, zijn hierdoor hoe dan
ook ingeperkt.

Met een kleiner vermogen moet
dus een nog hoger rendement worden gemaakt om te zijner tijd het
benodigde doelvermogen te bereiken. Een heel ruwe rekensom is dan: stel
dat normaliter een rendement van 4% nodig zou zijn. Als echter uit het
kapitaal een hap van 11% is genomen, moet de resterende 89% ervan een
rendement opleveren van circa 4,5%. Het verschil in rendement is dan dus
0,5%. Vandaag de dag is dat verschil beslist substantieel. Zeker als
bedacht moet worden dat het beleggen van pensioengelden idealiter
gepaard moet gaan met het lopen van zo min mogelijk risico.

In het overleg met de Tweede
Kamer sprak de staatssecretaris over het foppen van de dga en diens
partner. Wat mij betreft, heeft de fiscus sinds 2009 alle bv’s met
pensioen in eigen beheer gefopt door hen te verplichten te veel
vennootschapsbelasting te betalen. Zo bezien, kun je je afvragen wie wie
nou fopt.

Het is bijzonder zuur dat er
vennootschapsbelasting is betaald over spookwinsten. De ogen zijn nu
gericht op de oplossingsvoorstellen van de staatssecretaris die
vooralsnog deze wedstrijd begint met een voorsprong van € 8 mrd euro. Al
met al de hoogste tijd om met een praktische en soepele oplossing te
komen. Uit oogpunt van eenvoud is dan een eenmalige afkoop met korting
op basis van de fiscale waarde van de voorziening helemaal zo gek nog
niet. Hoezeer je daar uit oogpunt van oudedagsvoorziening anders over
kan — en misschien zelfs moet — denken.

Cor Overduin is verbonden aan Grant Thornton.

U moet ingelogd zijn en een geldig abonnement hebben om een reactie te plaatsen.