Het collectieve ambitiecontract in het uitgelekte pensioenakkoord is zo slecht nog niet. Als het goed wordt ingevoerd, is het stelsel klaar voor een latere overstap naar persoonlijke pensioenrekeningen, stelt Jan Tamerus.
Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
5 reacties
Met ieder woord ben ik het volledig eens. En, om het positief te houden: ik ben blij dat de persoonlijke potjes het niet gehaald hebben. Ik vond het vergezocht om over zo’n individuele benadering nog een collectief sausje te gooien. En dat laatste is hard nodig.
Naïef als ik ben, hoop ik nu dat er over de rekenrente niet teveel ruzie meer gemaakt wordt. Misschien moeten we beginnen met vaststellen waarover we het allemaal eens zouden kunnen zijn: een risicovrije rente is geen goede maatstaf voor een toezegging die niet risicoloos is. Het uitgangspunt bij de discussie is dus niet dat we het nu goed doen en dat we praten over (ongewenste) herverdeling. Het uitgangspunt is dat we het nu niet goed doen en dat we de verplichtingen dus op een correcte manier moeten gaan berekenen. En het begrip ‘correct’ moeten we dan niet al te wetenschappelijk benaderen. Als we draagvlak hebben voor een rekenrente zoals door Jan bepleit, dan zijn we eruit.
Ook mijn glas is halfvol. Schenk maar bij, s.v.p.
Door de bank genomen komt de grondgedachte van het pensioencontract uit het zeer leesbare proefschrift dat Jan Tamerus op woensdag 22 juni 2011, bijna zeven jaar geleden (!), succesvol verdedigde weer tot leven in het voorstel, vervat in het “van de vrachtwagen gevallen” ontwerp-akkoord tussen FNV en VNO-NCW: een uitkeringsregeling met voorwaardelijke toezegging, gericht op een geïndexeerd pensioen.
Het kiezen voor deze SER-variant 1B, waarin buffers ook negatief kunnen zijn, getuigt van “Defined Ambition”. De veel omstreden rekenrente dient aan te sluiten op het voorwaardelijke zekerheidsaspect van deze pensioenovereenkomst: bijvoorbeeld een 50-50 (afhankelijk van de rijpheid van een fonds nader door het fondsbestuur aan te passen) mix van obligatie- en aandelenrendement over een langjarige (10 tot 15 jaar) periode. Waar wachten we nog langer op?
Ruud van de Ven, per 1 juli aanstaande lid van het verantwoordingsorgaan van het Rabobank Pensioenfonds
Waar wachten we op? Nergens op, want Koolmees wees dit af.
Waar wachten we op? Een nieuwe Staatssecretaris.
Minister, excuus.