De Commissie Parameters hanteert een complex en ondoorzichtig model, stellen Jean Frijns en Jelle Mensonides. Ze willen dat de commissie overstapt op een eenvoudiger model met uiteenlopende scenario’s die recht doen aan een onzekere toekomst.
De nieuwe pensioenwet vereist van pensioenfondsen een explicitering van de toekomstverwachtingen. Daarvoor heeft Sociale Zaken de Commissie Parameters opnieuw ingesteld. De commissie hanteert een uiterst complex, ondoorzichtig maar ongetwijfeld reuzeknap model dat onder meer wordt gebruikt om een scenarioset te construeren. Deze scenario’s voor de rente, het aandelenrendement en loon- en prijsstijgingen hangen af van het model en van de actuele marktprijzen.
Pensioenfondsen moeten met de scenarioset berekeningen maken over het verwachte pensioenresultaat in het nieuwe stelsel en dus over de effecten van herverdeling van ruim €1.500 mrd collectief vermogen naar individuele pensioenpotten (invaren). In de huidige wereld vol volatiliteit is zo’n operatie extra kwetsbaar. Mede omdat de feitelijke overgang gedurende vier jaar kan plaatsvinden en in die tijd de marktomstandigheden ingrijpend kunnen veranderen.
De voorzitter van de Commissie Parameters heeft de minister recent geschreven dat de commissie de deadline van 1 september niet haalt en dat een mondelinge toelichting niet kan worden gegeven. De parlementariërs moeten een debat voeren zonder de financiële gevolgen te kennen. Het goede nieuws is dat dit uitstel reden geeft tot bezinning. Wij bepleiten dat de Commissie afscheid neemt van het complexe financiële marktmodel en kiest voor een eenvoudiger aanpak met een aantal contrasterende scenario’s die horen bij een fundamenteel onzekere toekomst. Wij zijn voor een eenvoudige en robuuste methode waarin subjectieve en prudente keuzes expliciet en navolgbaar zijn.
Inflatie
Definieer daarbij de pensioenambitie in reële grootheden waardoor het inflatierisico duidelijk in beeld komt. Dat is des te belangrijker omdat het beperken van het inflatierisico via marktinstrumenten nagenoeg onmogelijk is en de wet het nominale beschermingsrendement centraal stelt. In het laatste rapport van de vorige Commissie Parameters, uit 2019, speelde inflatie nagenoeg geen rol en de pensioenonderhandelaars hebben daar nauwelijks aandacht aan besteed, terwijl inflatie het grootste risico is voor kapitaaldekking. Anders gezegd, zoek naar een model waarin de vermogenstoedeling bij overgang niet afhankelijk wordt gemaakt van aanvechtbare marktwaardes van één tijdsmoment.
Ons negatieve oordeel over de bruikbaarheid van het huidige model is mede gebaseerd op het rapport van de Technische Werkgroep die voorwerk heeft geleverd voor de Commissie Parameters (dit voorjaar). Bij de kalibratie van het model wordt gebruik gemaakt van data uit de periode 1997-2017. Deze tijdsspanne van de Great Moderation wordt gekenmerkt door gestage economische groei, lage inflatie en lage rente. Die tijd is voorbij. ECB-directeur Isabel Schnabel verwacht een periode van macro-economische volatiliteit. Daar zijn verschillende structurele oorzaken voor, zoals geopolitieke veranderingen, klimaatgevolgen en deglobalisering. We worden geconfronteerd met een onzekere known unknown wereld; de Great Uncertainty.
De werkgroep loopt tegen dit probleem aan. Kan de voorgestelde modelbenadering deze onzekerheden cijfermatig in kaart brengen? Wij vinden dat er schijnzekerheden worden gecreëerd. Risico’s zijn te meten, onzekerheden niet. Een onzekere wereld kan alleen adaptief worden benaderd, waarbij de veronderstelde rendementen en inflatie bijvoorbeeld elke drie tot vijf jaar worden getoetst aan de feitelijke ontwikkelingen. Mee- of tegenvallers kunnen in een collectief model evenwichtig over de deelnemers worden verdeeld. In het nieuwe individuele pensioenstelsel is dit per definitie onmogelijk.
Brede spreiding
De technische werkgroep constateert dat het pensioenresultaat tussen een slecht- en goedweerscenario voor een 27-jarige ligt in een bandbreedte tussen 0,36 en 2,19. Een erg brede spreiding van uitkomsten, en dat geldt ook voor andere leeftijdscohorten. Dat is niet onlogisch, omdat een individueel stelsel grote uitslagen kan laten zien. Maar door het technische, black box-karakter van het model ontbreekt de economische context en heeft de deelnemer geen idee hoe hij de uitkomsten moet plaatsen en wat hij zou kunnen doen om deze uitslagen te minder extreem te maken. Toch moeten volgens de nieuwe pensioenwet individuele deelnemers op basis van de uitkomsten van dit model hun risicohouding (kunnen) bepalen.
In het rapport van de werkgroep staan geen verschillen in het mediane pensioen tussen de leeftijdscohorten. Ze zijn ‘weggenormaliseerd’ doordat die voor elk cohort op één is gesteld. Deze resultaten zijn juist interessant, omdat hier de gevolgen van lifecyclebeleggingen in beeld kunnen worden gebracht. Voor pensioenbestuurders die hun deelnemers moeten informeren is dit cruciale informatie.
Verder meldt de werkgroep dat de resultaten van drie gebruikte modelspecificaties reeds grote verschillen laten zien en dat de gevoeligheid voor kleine variaties van de gebruikte parameters groot is. Daarom adviseert de werkgroep de Commissie Parameters ‘om in haar onderzoek de invloed van lastig te maken model- en parameterkeuzes op de verschillende toepassingen van de economische scenario’s in kaart te brengen’. Het is dan aan de wetgever om aan te geven hoe met deze onzekerheden moet worden omgegaan.
Subjectieve keuzes
De werkgroep zegt eigenlijk dat er veel subjectieve keuzes gemaakt moeten worden en dat het vertrouwen op de objectieve marktinformatie sterke beperkingen kent. Het probleem is dat deze keuzes niet expliciet worden gemaakt, maar in een blackbox worden gepresenteerd als de volle waarheid. Een kanttekening: ligt de verantwoordelijkheid van het omgaan met onzekerheden niet bij pensioenfondsbesturen in plaats van bij de wetgever? De wetgever is verantwoordelijk voor een wet die uitvoerbaar is. Inmiddels heeft het Kamerlid Pieter Omtzigt vragen gesteld over het rapport van de technische werkgroep.
Interessant in dit verband is dat DNB een eenzijdige, discretionaire ingreep heeft gedaan in de parameters van de vorige Commissie Parameters door ze per januari 2022 te verlagen. De modelberekeningen leverden te hoge rentes op met te hoge pensioenresultaten als gevolg. Deze verlaging is zonder enige motivatie doorgevoerd, ondanks het negatieve advies van drie externe experts. DNB laat zien in te grijpen als de resultaten niet bevallen.
De enige conclusie die de Tweede Kamer uit het werkgroep-rapport kan trekken, is dat het door de Commissie Parameters te gebruiken model niet geschikt is in een wereld van Great Uncertainty en voor een stelsel met een individuele lifecycle benadering. De vertraging van het rapport is te begrijpen. Dit zou ook moeten leiden tot bezinning in de Tweede Kamer.
Jean Frijns en Jelle Mensonides werkten beiden bij ABP Vermogensbeheer.
U moet ingelogd zijn en een geldig abonnement hebben om een reactie te mogen plaatsen.