Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
1 reactie
Er spelen steeds een paar dingen door elkaar heen. Volgens mij helpt het om dat te ontrafelen.
1. Waarmee bereken je de verplichtingen van het fonds: marktrente of iets anders, doorgaans hoger. De marktrente is een prima en objectieve maatstaf voor de verplichtingen. Die wordt nu niet toegepast, door de verwerking van de UFR. De verplichtingen worden dus al onderschat. Het nog verder onschatten lijkt mij onwenselijk. Een hogere dan marktrente vereist toekomstige winsten uit risico en die kunnen beide kanten uitvallen. De plussen inrekenen en de minnen niet en ook de toeslagambitie niet is niet evenwichtig.
2. Wanneer besluit je tot korten: dat is nu wanneer je te lang onder de 105% verkeerde of de vereiste dekkingsgraad niet dreigt te halen in de geboden 10 jaar. Ik snap nog altijd niet waar die 5% extra eis vandaan komt. Het leidt ertoe dat je een eerder beloofd pensioen verlaagt, om een buffer van 5% te vormen. Ik zou de 5% marge willen schrappen en alleen korten als je te lang onder de 100% verkeert. Je moet ook niet te lang wachten met korten, want zolang je dekkingsgraad onder de 100% is, schuift er wat de beschikbare middelen betreft uist geld van slapers en actieven naar gepensioneerden.
3. Wanneer besluit je te indexeren. Dat mag sinds de aanpasing van het FTK pas vanuit vermogen boven 110% dekkingsgraad en dan volgens de bestendigheidseis (je moet het beoogde percentage levenslang kunnen bieden). Dit vertraagt de mogelijke indexatie enorm. De 10%-eis is niet nodig en de bestendigheid evenmin. Een behaalde winst van 1% kun je prima gelijkmatig verdelen door indexatie met 1%, in plaats van minder dan 0,1%, omdat je die 0,1% jaarlijkse indexatie uit de gecreerde marge moet financieren. Dit leidt tot verschuiving van gepensioneerden naar slapers en actieven. Rijpe fondsen met een fraaie dekkingsgraad kunnen daardoor niet leveren wat beloofd is en zien hun dekkingsgraad autonoom groeien ten koste van gepensioneerden. Het is wel begrijpelijk een beleid te hanteren van “gedoseerd remmen en gas geven” rond de 100% dekkingsgraad. Dat is mijns inziens en bijvoorbeeld het geval als je bij 110% dekkingsgraad met 1% indexeert.
4. Hoeveel premie betaal je ter dekking van nieuwe pensioenopbouw. De premiedekkingsgraad zou gemiddeld rond de verplichtingendekkingsgraad moeten liggen. Dat is ook al een reden de dekkingsgraad niet te veel te laten oplopen, want dan worden premies te hoog. Dus tijdig weer gaan indexeren. Het is wel logisch de premie wat vertraagd aan te passen aan de dekkingsgraad, omdat grote fluctuaties niet op te bregen zijn, niet anti-cyclisch werken of te veel aanpassing van de opbouw geven (wanneer dat de sluitpost vormt).
5. En dan ten slotte: de “doorsneepremie”. Dat gaat volgens mij niet over de doorsneepremie zoals eigenlijk alleen BPF’en die hanteren, maar de vraag of jong en oud een gelijkwaardige pensioenopbouw krijgen. Dat is nu niet het geval, omdat 100 ouderdomspensioen voor een 25-jarige actuarieel nu eenmaal minder waard is dan voor een 55-jarige. Het lijkt mij logisch en fair om voor gelijke prestatie een gelijk loon te betalen, inclusief de dotatie in het pensioenpotje. Geen verschil dus tussen jong en oud zoals evenmin tussen man en vrouw of wat dan ook: loon naar werk. Dat voert ook wel verder dan alleen loon en pensioenopbouw. Je kunt naar mijn mening prima dit vraagstuk van gelijkwaardige beloning oplossen voordat of nadat (dus los van) de punten 1 tot en met 4 (wat vooral pensioenfondsmethodieken betreft, pensioenFONDSstelsel dus) herzien. Het vraagstuk van gelijke beloning speelt ook bij verzekerde pensioenregelingen en beschikbare premieregelingen, waar die punten 1 tot met 4 niet van belang zijn. Misschien dat het voor sommigen dan weer begrijpelijker wordt.
6. En o ja: zware beroepen, AOW-leeftijd en wel of niet doorwerken. Is de WIA daar als vangnet in te zetten? Dat systeem heeft alles in zich om precies dat te doen dat nodig lijkt, met toch ook prikkels naar werkgevers en werknemers om een beroep op die WIA te voorkomen. Dus slim omgaan met je lichaam, tijdig voorsorteren voor ander werk, goede omstandigheden creeren, maar waar dat allemaal onvoldoende baat: dan netjes opvangen en de rekening betalen.