Het regeerakkoord laat discussies over het pensioenstelsel opnieuw oplaaien. Zo wil Fleur Rieter dat een progressieve premie mogelijk blijft na afschaffing van de doorsneesystematiek. Volgens Dick Boeijen is dat onmogelijk.
Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
2 reacties
De doorsneepremie systematiek – ik heb het vaker vermeld – is een rookgordijn.
De commerciële verzekeraars zitten – vanwege hun bedroevend zwakke financiële positie (er worden vrijwel geen ‘leven’-producten meer verkocht als gevolg van het door hen zelf veroorzaakte schandaal rond de woekerpolissen) – te springen om een fors deel van de jaarlijkse stroom van pensioenpremies van ca. € 30 miljard – die naar de non-profit pensioenfondsen vloeit – om te buigen naar door hen uit te voeren premieovereenkomsten. Daarom prijzen zij tegen de klippen op de “zegeningen” van individuele pensioenpotjes.
De basis voor individuele pensioenpotjes is een kapitaalovereenkomst of een premieovereenkomst. Hierbij wordt het kapitaal, voortvloeiend uit door een werkgever beschikbaar gestelde premies, uiterlijk op de pensioendatum omgezet in een vastgestelde uitkering. Dit leidt tot de ‘geluk’- en ‘pech’-generaties, want de rentestand op moment van pensioendatum is bepalend voor de hoogte van de pensioenuitkering. Bij een rente van amper 1 à 2% scheelt dat al gauw honderden euro’s per maand vergeleken bij een rente van 4%.
voorbeeld
Berekening aankoop jaarlijks pensioen bij individuele pensioenpotjes
jaarlijks levenslang pensioen bij € 100.000 pensioenkapitaal (excl. partnerpensioen):
rente 4% op datum pensionering € 9.090 p.j. € 757 p.m. 100%
rente 3% op datum pensionering € 7.726 p.j. € 643 p.m. 85%
rente 2% op datum pensionering € 6.567 p.j. € 547 p.m. 72%
rente 1% op datum pensionering € 5.582 p.j. € 465 p.m. 61%
Conclusie:
Als werkenden worden opgezadeld met een pensioenstelsel dat uitgaat van een beschikbare premieregeling, uit te voeren door verzekeraars, dan moeten wij (en zij) vrezen voor toekomstige woekerpensioenen.
Individuele pensioenpotjes zijn goed voor verzekeraars (kunnen ze flink aan verdienen) en voor werkgevers – met de overheid als grootste . Werkgevers worden zo van het laatste restje zorgplicht voor hun werknemers bevrijd, en beschikbare premieregelingen leiden veelal tot lagere pensioenlasten.
Er is echter hoegenaamd geen zinnige reden te bedenken om de doorsneepremie systematiek – het fundament van de op collectieve risicodeling gebaseerde pensioenregelingen, die uitgevoerd worden door non-profit pensioenfondsen – af te schaffen.
Ik herken de problematiek die Dick Boeijen beschrijft, maar dat is niet het punt dat Fleur Rieter wilde maken. Dat gaat over de huidige DC-regelingen met een progressieve opbouw via de staffel. Hier hebben zo’n 1,5 miljoen Nederlanders mee te maken. Ik zie niet in waarom dit aangepast moet worden. De problematiek van de doorsneepremie geldt niet voor hen en het onderscheid in toezegging is sec gebaseerd op verschil in tijd dat het geld kan renderen. Deze situatie kan prima blijven bestaan naast een degressief systeem.
Het probleem dat een medewerker bij baanwisseling met een andere pensioenregeling te maken kan krijgen wordt sowieso niet opgelost. Een deel van de werkgevers staat het vrij om zelf invulling te geven aan de pensioentoezegging. Nu bestaan er dus al DB-, CDC-, DC- en hybride regelingen naast elkaar. Uitzondering hierop zijn de verplichte bedrijfstakpensioenfondsen. Juist daar is het probleem van de doorsnee problematiek ontstaan. We hebben nu de keuze tussen iedereen, ook degene met een verzekerde regeling, te raken met een nieuwe transitie, of alleen diegenen die bij een bedrijfstakpensioenfonds opbouwen. Wij pleiten voor het laatste.