Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
3 reacties
De sociale partners moeten helemaal niet terug. Die hebben het – al 10 jaar – verprutst. Laat Min. Koolmees maar doorpakken, daarbij waar nodig z’n oor te luister leggend bij wel onafhankelijk deskundigen.
Verder ligt de oplossing voor de compensatie voor 45-plussers in het hanteren van een stijgende premiestaffel ipv degressieve opbouw. Dan hoeft alleen gekeken naar compensatie voor bovenmatig ‘oudere’ bedrijven/branches.
Reken overigens niet op een snel akkoord, hoe dan ook. Als na de Statenverkiezingen de oppositiepartijen de macht ruiken, gaat er weer niet veel gebeuren de komende tijd.
Volgens mij heeft dit stelsel afgelopen decennia juist laten zien hoe goed het is. Ondanks alles wat gebeurd is (levensverwachting, beurzen, rente) zijn kortingen uiteindelijk nog relatief beperkt geweest. Vergelijk dat eens met een stelsel van meer individuele spaarkapitalen. Daar zouden enorme individuele tegenvallers zijn opgetreden.
Daarbij ben ik het wel deels eens met de conclusie dat het “keer op keer de regels veranderen” niet goed is. Maar moet DNB daarbij niet ook deels naar zichzelf kijken? Eind 2011 heeft DNB bijvoorbeeld de rekenrente aangepast door 3-maands middeling toe te passen. Citaat DNB uit 2012:
“De gemiddelde gewogen dekkingsgraad van pensioenfondsen per 31 december 2011 komt na deze correctie naar schatting uit op 98%. DNB schat dat ongeveer 125 pensioenfondsen in mei een voorgenomen korting op pensioenrechten moeten aankondigen, of andere maatregelen moeten nemen om tijdig uit herstel te zijn. Zonder deze maatregelen zouden circa 180 fondsen aanvullende maatregelen hebben moeten nemen.”
Hadden we de regels ongewijzigd gelaten, en gekort wat volgens die regels nodig was, dan waren we alweer aan het indexeren geweest. Momenteel hebben de meeste fondsen genoeg geld om de nominale verplichtingen (met nagenoeg risicovrij rendement) uit te keren. Met wat extra rendement is op termijn ook gedeeltelijke indexatie mogelijk. Een ‘free lunch’ op meer indexatie bestaat niet. Nu meer indexeren betekent later minder overhouden. Ook in een ander stelsel.
Het zou pas echt nieuws zijn als DNB uitspraken zou doen die tegen de door de minister (en zijn voorgangers) ingezette lijn om het huidige pensioenstelsel te slopen.
Daarom: Individuele potjes en de doorsneesystematiek nader beschouwd: Bezint eer ge begint
In dit artikel van 5 maart jl. op website MeJudice prikken Bernard van Praag, em. universiteitshoogleraar, en Henk Hemmers, wiskundige aan de hand van de jaarverslagen van één van de grotere bedrijfstakpensioenfondsen de veel verkondigde ‘zegeningen’ van individuele pensioenpotjes en het gefulmineer tegen de vermaledijde doorsneepremie vakkundig door.
Het volledige artikel is te vinden op http://www.mejudice.nl/artikelen/detail/individuele-potjes-en-de-doorsneesystematiek-nader-beschouwd-bezint-eer-ge-begint
Enkele citaten:
“In de recente discussie zijn het wel haast geloofswaarheden dat er moet worden overgegaan op ‘individuele potjes’ en dat de huidige systematiek van de doorsneepremie zou leiden tot grove onrechtvaardigheden. Jongeren zouden de pensioenopbouw van ouderen subsidiëren. Op het moment zijn er geen individuele potjes, maar het is wel degelijk mogelijk die individuele potjes te construeren en te volgen per leeftijdscohort, ook al gelden daar momenteel geen eigendomsrechten voor”.
Daar hoeft het huidige pensioenstelsel als zodanig niet voor te worden afgebroken, zoals de heer Swank (en vele anderen, die niet hebben doorgedacht maar elkaar napraten, met hem) graag zou willen. Als men onzin lang genoeg herhaalt, gaat men het nog geloven ook.
“Met betrekking tot de beweerde onrechtvaardigheid van het doorsneesysteem concluderen wij dat deze bewering te kort door de bocht gaat en dat in de meeste gevallen de subsidiestromen juist andersom lopen. Op grond van onze bevindingen zijn wij voorstander van het handhaven van de doorsneepremie met mogelijk enige aanpassing voor late instromers”.
De ontwikkeling van de spaarpot per cohort.
“EEN COLLECTIEF PENSIOENFONDS IS IN FEITE EEN VERZAMELING VAN INDIVIDUELE SPAARPOTJES.
Door ze bij elkaar te voegen als leeftijdscohort wordt het risico, dat sommigen langer leven dan hun individuele besparingen zouden toelaten, geëlimineerd. Door de spaarpotten van verschillende leeftijdscohorten samen te voegen bouwt men bovendien een verzekering in tegen het optreden van pech- en gelukgeneraties. Deze ingebouwde generatie-solidariteit tussen zowel leeftijdgenoten als tussen opeenvolgende generaties lijkt ons een groot goed dat wij niet zouden willen prijsgeven. Bij het huidige systeem zijn er geen individuele spaarpotjes en elke premiebijdrage wordt ‘op de grote hoop’ gestort”.
“Het is duidelijk dat door uit te gaan van een niet-actuariële prijs, zoals bij de doorsneesystematiek het geval is, vele deelnemers teveel betalen. Gedeeltelijk kan dit worden verdedigd wegens de eis van buffervorming voor de dekking van ‘kwade kansen’ . Toch suggereren onze voorbeelden dat de erfenis van niet bij leven opgesoupeerde spaargelden wel eens heel groot kan uitvallen. Die erfenissen vallen toe aan het fonds, dus de nog levende deelnemers. Anderen (late intreders) betalen juist te weinig. Alles overziende lijkt het dat het doorsneesysteem niet leidt tot omvangrijke subsidiestromen van jong naar oud maar juist andersom van oud naar jong. Er is dus zeker geen reden om ouderen hogere premies te berekenen of hun pensioenopbouw degressief te maken. Als men zou willen afwijken van de doorsneesystematiek lijkt het juist redelijker om de premie voor ouderen te verlagen of hun opbouw te verhogen. Wel lijkt er wat voor te zeggen de premie voor de late toetreder hoger te stellen dan voor zijn leeftijdgenoot die sinds zijn 25ste premie heeft betaald en daardoor op zijn reeds opgebouwde spaarpot al veel rendement heeft bijgedragen”.
“Natuurlijk zijn onze bevindingen slechts gebaseerd op de data van één, zij het groot, pensioenfonds. Wij hebben echter geen reden om te veronderstellen dat het door ons beschouwde fonds een atypisch voorbeeld zou zijn. De conclusies zullen voor andere pensioenfondsen waarschijnlijk niet zo veel anders zijn”.
“Een nevenproduct van onze analyse is dat wij inzicht krijgen in het verloop van individuele pensioenrekeningen/potjes over de periode van intree tot overlijden. Er wordt in de publieke discussie wel veel gesproken over individuele potjes, maar slechts weinigen realiseren zich hoe die pensioenpotjes zich onder het vigerende stelsel ontwikkelen en over de vaak hoge positieve eindsaldi die terugvallen in het fonds”.
“ER ZIJN DUS ERNSTIGE VRAAGTEKENS TE ZETTEN BIJ DE WIJSHEID VAN HET REGERINGSVOORNEMEN DE DOORSNEESYSTEMATIEK OM ZEEP TE HELPEN EN OVER TE GAAN TOT INDIVIDUELE PENSIOENREKENINGEN”.
“Wanneer wordt overgegaan tot individuele pensioenrekeningen, zal dit mettertijd onvermijdelijk ook leiden tot de wens dat eigenaren die saldi geheel of gedeeltelijk op kunnen eisen op hen conveniërende momenten. Dit zou ertoe kunnen leiden dat deelnemers met een nog korte resterende levensverwachting hun verhoudingsgewijze goed gevulde spaarpotten gaan opeisen. Dit kan de solidariteit binnen één leeftijdsklasse tussen langlevenden en kortlevenden in gevaar brengen”.
“Gezien de grote praktische problemen die opdoemen bij afschaffing van de doorsneepremie en invoering van individuele pensioenrekeningen zouden wij willen adviseren: bezint eer ge begint”.