Pensioenfondsen staan er beter voor dan een jaar geleden. Volgens Anna Grebenchtchikova is dit het uitgelezen moment de doorsneesystematiek op de schop te nemen.
Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
11 reacties
De vraag is niet (meer) óf we de doorsneepremie moeten afschaffen, en hoe het nieuwe stelsel eruit moet zien – dat is een kwestie van keuzes maken immers – maar hóe we de doorsneepremie afschaffen en de transitielast ‘verdelen’.
De dekkingsgraad stijgt niet met de renteverandering maal de duratie van de verplichtingen, zoals in dit artikel wordt gesteld. Het gaat om het verschil in duratie tussen de verplichtingen en beleggingen maal het renteverschil).
Dhr van Bragt’s definitie is correct, maar daar volgt niet uit dat het artikel incorrect is. De berekening hierboven klopt als men er vanuit gaat dat de auteur de renteafdekkkingspercentages uit de DNB kwartaalcijfers over pensioenfondsen heeft gebruikt. De auteur lijkt dit om stylistische redenen te hebben weggelaten.
Wat mevrouw Grebenchtchikova niet vermeldt, is wat de gevolgen zijn van het aflossen van die “doorsneeschuld” (die trouwens als een duveltje uit een doosje naar boven komt zetten) en wie die gevolgen gaat merken cq, dragen.
Gaan alle pensioenaanspraken dan met een aantal procenten omlaag, of alleen die van “de ouderen” (45-plussers?) die blijkbaar van die “schuld” geprofiteerd hebben? Zijn het alleen de fondsen die die schuld gaan aflossen? Werkgevers en overheid zullen niet staan te springen om mee te doen…
De doorsneepremiesystematiek is NIET het probleem in ons huidige pensioenstelsel.
De doorsneepremiesystematiek houdt in dat op het salaris van iedere werkende binnen een onderneming, die pensioen opbouwt op basis van een uitkeringsovereenkomst bij een pensioenfonds waarbij de werkgever verplicht is aangesloten (een bedrijfstakpensioenfonds; ook wel Bpf genoemd) EENZELFDE PERCENTAGE van zijn PENSIOENGEVEND SALARIS door die werkgever wordt ingehouden.
VOORBEELD
2015
Salaris op jaarbasis 34.000 63.600
Franchise 13.600 13.600
Pensioen grondslag of pensioengevend salaris 20.400 50.000
PENSIOENPREMIE 7% = DOORSNEEPREMIE € 1.428 p/j; € 119 p/mnd €3500 p/j; € 292/mnd
Opbouwpercentage 1,875%
Jaarlijkse pensioenaanspraak € 383 € 938
Bij hogere of lagere salarissen heeft men hogere dan wel lagere pensioengrondslagen en dus ook hogere dan wel lagere – door de werknemer – te betalen pensioenpremie.
MAAR WAT IN ALLE GEVALLEN GELIJK BLIJFT IN DIT VOORBEELD, IS DE DOORSNEE PENSIOENPREMIE, UITGEDRUKT IN EEN PERCENTAGE!!
In zijn artikel “Wat is er eigenlijk mis met ons pensioenstelsel? Niet veel” besteedt prof. Dr. Bernard van Praag o.a. aandacht aan de doorsneepremie.
http://www.mejudice.nl/artikelen/detail/wat-is-er-eigenlijk-mis-met-ons-pensioenstelsel-niet-veel
Als men af wil stappen van de doorsneepremiesystematiek, dan schaft men feitelijk het huidige op collectieve risicodeling gebaseerde pensioenstelsel af. Want de doorsneepremiesystematiek is nauw verbonden met de uitkeringsovereenkomst. En die uitkeringsovereenkomst vormt het bestaansrecht van de pensioenfondsen.
Er is -aldus Van Praag – nog een manier om een pensioen te kopen: DE KOOPSOMPOLIS.
Hierbij betaalt men éénmaal een bedrag, zeg op de leeftijd van 25 en na 40 jaar wordt het inmiddels opgerente bedrag gebruikt voor de koop van een pensioenannuïteit. Het is dus mogelijk het pensioen op te bouwen door elk jaar een koopsompolis te kopen; in totaal dus 40 koopsompolissen.
Wanneer alle koopsompolissen eenzelfde pensioenbedrag genereren, dan koopt men, uitgaande van een pensioenkapitaal op datum ingang pensioen van € 141.500, een jaarlijkse koopsompolis van € 141.500/40 = € 3537 . Dan is bij pensionering het totaalbedrag van € 141.500 voorhanden.
Echter, de aankoopsommen per jaar verschillen enorm. Voor het eerste jaar is €736 verschuldigd, voor het 10de jaar €1097, voor het 20ste jaar €1627 en voor het laatste jaar vóór pensionering zelfs €3396. De laatste premie is dus ca. 4,5 maal zo groot als de eerste premie. De verschillen komen doordat de eerste aankoop 40 jaar kan oprenten maar de laatste aankoop slechts één jaar.
De vraag is dan of deze herverdeling van de premie waarbij men inderdaad de eerste jaren heel weinig pensioenpremie hoeft te betalen maar het in latere jaren dubbel en dwars op zijn brood krijgt wel zo aanlokkelijk is voor al die werknemers die niet op hun 40ste zzp-er worden. Er gaat elk jaar een afweging plaatsvinden tussen de hoogte van de premie en de hoogte van het daarmee te kopen pensioen.
Wanneer men jong is is die verhouding zeker voordelig, namelijk 3537/736 = 4,8 maar voor de 64-jarige is die verhouding gedaald naar 1,04. De premie van €3396 te betalen in het laatste jaar geeft een marginale verhoging van het pensioen van €260 per jaar. De vraag is of de oudere werknemer dan niet de voorkeur zal gaan geven aan het niet-betalen van die hoge premie, waarbij een hogere consumptie nu wordt geprefereerd boven het schijntje extra pensioen dat nog kan worden opgebouwd.
Dat kan ertoe leiden dat er druk zal ontstaan om de verplichting tot het betalen van de pensioenpremie, althans voor ouderen, op te heffen en daarmee de deur open te zetten voor een uittocht van oudere werknemers uit het pensioensysteem. Wanneer we de premie zouden fixeren en de opgebouwde rechten degressief laten dalen met de stijgende leeftijd krijgen we hetzelfde afwegingsprobleem. De laatste premiebetalingen leiden tot een verwaarloosbare stijging van pensioenrechten.
WE KUNNEN CONCLUDEREN DAT HET OPHEFFEN VAN DE DOORSNEEPREMIE TEN GUNSTE VAN EEN PROGRESSIEVE PREMIE, C.Q. EEN DEGRESSIEVE OPBOUW, WAARSCHIJNLIJK ZAL LEIDEN TOT LAGERE PENSIOENEN VOOR IEDEREEN. BOVENDIEN KOMT DE STABILITEIT VAN HET STELSEL IN HET GEDRANG.
Het is dan ook teleurstellend dat Anna Grebenchtchikova – voormalig bestuurslid van CNV Jongeren, thans werkzaam bij een financiële instelling – het onderscheid tussen (premie)percentages en (premie) geldbedragen niet lijkt te kennen. Het aanhalen van Klaas Knot, die bij Buitenhof van zondag 28 januari ruime gelegenheid kreeg om lariekoek te verkopen over pensioen, is bepaald geen sterk punt.
Knot zei dat pensioenfondsen door de crisis waren uitgehold en dat die zich niet hadden hersteld. En dat terwijl de pensioenvermogens in de crisis zijn gestegen van € 650 miljard naar € 1400 miljard! en de laatste jaren rendementen behalen met dubbele cijfers.
Helaas, de instellingen van het tabelletje zijn verschoven na het plaatsen. Daar valt niets meer aan te doen.
Wat wordt er toch een punt gemaakt van de doorsnee premie . We hebben het stelsel verminkt en nu hebben we een probleem ! Heb je vaak na een verminking ! Wat is er aan de hand, herstel de indexatie en het probleem is opgelost .
Laten we gaan werken aan de echte problemen , zo dat iedereen pensioen opbouwt en met 65 jaar van het pensioen kan gaan genieten . Nu rentenieren de ouderen en schuift het gespaarde vermogen door naar de achter blijvende deelnemers , zo dat het vermogen tegen de klippen blijf groeien en de geld roulatie in de economie hier onder lijd . Herstel de indexatie , nu .
De heer Bollema maakt zich zorgen dat ouderen geen pensioenpremie willen betalen als gevolg van het economisch feit dat een pensioen duurder is bij een kortere beleggingshorizon. De oplossing die hij voorstelt is doorschuiven van de rekening naar een andere generatie.
Hij stelt dat de verplichtstelling tot het betalen van pensioenpremie onder druk zou komen te staan, omdat ouderen weinig pensioen terugkrijgen voor hun premie. Ik mag aannemen dat de heer Bollema niet verrast is door het feit dat de doorsneepremie onder druk staat, juist doordat de jongeren nu weinig terugkrijgen voor hun premie. Het zijn immers de jongeren die de extra kosten voor de pensioenrechten van ouderen betalen in het huidige systeem.
Tevens scheert de heer Bollema het invoeren van progressieve premie en degressieve opbouw onterecht over één kam. Gegeven zijn stelling over het belang van de beleggingshorizon is dit opzienbarend. Het is algemeen bekend dat een stelsel met een progressieve premie en doorsneeopbouw een kortere beleggingshorizon heeft dan het huidige systeem. Daar staat tegenover dat een systeem met doorsneepremie en degressieve opbouw juist een langere gemiddelde beleggingshorizon kent. Deze langere beleggingshorizon is precies de reden waarom de verwachte pensioenen hoger zijn. Het CPB becijfert een voordeel van 5.5%, precies zoals mevrouw Grebenchtchikova ook schrijft in haar stuk.
Het is mij dan ook een raadsel waarom de heer Bollema tegen het voorstel van mevrouw Grebenchtchikova zou zijn.
1. Er wordt veel geschreven dat men tegenwoordig niet meer een lange tijd bij één baas blijft werken en dat daarom de doorsneesystematiek zou moeten worden afgeschaft. Als men er nu voor zorgt dat men gemakkelijk van het ene naar het andere pensioenfonds zijn/haar tegoeden kan overhevelen tijdens je werkzame leven, is het probleem toch opgelost? 2.Als men er zelf voor kiest op latere leeftijd ZZP-er te worden moet men dan toch ook zelf een pensioen voorziening regelen. Dat hoort daar toch bij nietwaar? 3. Als men er dan toch voor kiest om de doorsystematiek af te schaffen, dan wel graag een overgangsperiode van één generatie want degenen die nu vlak voor hun/ haar pensioen staan, hebben toch als jongere zo’n 20 a 30 jaar geleden toch meebetaald aan degenen die nu van het pensioen genieten? Het wordt een hele uitdaging om een verandering aan te brengen en alle generaties daarbij evenredig aan mee te laten betalen en/of profiteren. Je kunt er ook voor kiezen ons mooie systeem gewoon in stand te laten, er zijn al vele deskundigen die daar nu voor pleiten!
Het was juist DNB die de premie van 55 jaar niet meer vermelden in haar studie.
Zie http://www.software-pensioen,nl