Direct naar inhoud

EIB: ‘Overmaat aan voorzichtigheid benadeelt ouderen’ — artikel bevat een betaalmuur

Dit artikel heeft een betaalde toegangsblokkering, wat betekent dat een deel van de inhoud pas kan worden gelezen als u bent ingelogd en een geldig abonnement heeft.

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 13 februari 2018

De huidige dertigers en veertigers hebben gunstige pensioenperspectieven, terwijl ouderen nu achterblijven, stelt het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB). Het instituut vraagt zich af, of het ftk niet te veel inzet op risicobeperking.

Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:

  • Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
  • Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
  • Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
  • Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009

8 reacties

  1. Anoniem
    7 jaar geleden

    Inderdaad: de verdeling over toekomstige generaties hangt (voor een groot deel) af van de toekomstige rente-ontwikkeling. Wat bijzonder is, is dat het EIB de rente beter kan voorspellen dan de markt: een 3% rente zit niet ingeprijsd in de huidige rentecurve. Zoals geldt voor alle onderzoeken: wat je erin stopt komt eruit.

  2. E. Daae
    7 jaar geleden

    Voor het bepalen van een prudente rekenrente voor zowel de berekening van de kostendekkende pensioenpremies als voor de waardering van de (lange termijn) pensioenverplichtingen (de
    voorziening, ook wel VPV genoemd) is het gebruikelijk om uit te gaan van de langere termijn rendementen op de pensioenbeleggingen.

    Rendementen in de jaren 2000 – 2013

    Netto beleggingsrendement was: 5,0% (*)
    Prijs inflatie in deze jaren was gemiddeld: 1,7%
    Aanpassing sterfte tafels: (langer leven risico) 0,6%
    Resteert voor een reële rekenrente: 2,7%
    (*) netto beleggingsrendement is het rendement na aftrek van kosten. De basisgegevens
    zijn afkomstig van het CBS.

    Conclusie:
    De gestegen levensverwachting en de rendementen zijn niet de hoofdproblemen voor het aanvullend pensioen.

    Probleem 1: Te hoge rekenrente voor voorziening en premies
    Netto beleggingsrendement was in 2000 – 2013: 5,0%
    Rekenrente voorziening in 2007 – 2013 was: 3,5%
    Rekenrente voorziening in 2000 – 2006 was: 4,0%

    Rekenrente premies in 2009 – 2013 was gemiddeld 1% punt hoger dan rekenrente voorziening.

    Probleem 2: Buffers (*) zijn gebruikt voor daling rekenrente voorziening
    De gedaalde rekenrente voor de voorziening met 2%-punt, (van 4,5% naar 2,5%) zorgt voor de daling van de buffers van 35% naar 0%.
    (*): de buffer wordt gevormd door het deel van de VPV dat uitstijgt boven de 100% dekkingsgraad.

    Oplossing voor de ontstane problemen:
    Stap 1: Invoering van een gelijke rekenrente voor voorziening en premies
    Stap 2: In de rekenrente is ruimte voor indexatie en aanpassing sterfte grondslagen opgenomen
    Stap 3: De rekenrente is voor een langere tijd vast en afgeleid van verwacht netto beleggingsrendement
    Stap 4: Bij een lage, prudente rekenrente behoort een lage buffer van 5%
    Stap 5: Het gevolg van een lage, prudente rekenrente is een lager opbouwpercentage
    Stap 6: Een algemene pensioenplicht voor werknemers en ZZP-ers.

    Conclusie:
    Een vaste, gelijke rekenrente van maximaal 2,7% lost een groot deel van de ontstane problemen op.

    Acceptatie van oplossing
    Onderdelen voor acceptatie zijn:
    I. Meer transparantie over het beleid en gemaakte keuzes en de gevolgen hiervan
    II. Betere verantwoording over de opgebouwde aanspraken en zekerheid tot indexatie
    III. Tegengaan van beeldvorming, met name over vermogensoverheveling binnen en tussen generaties
    IV. Uitleg dat prudentie voor deelnemers meer oplevert dan garanties
    V. Meer vrijheid voor onderneming om eigen pensioenuitvoerder te kiezen

  3. Anoniem
    7 jaar geleden

    Geheel eens met dhr. Bollema. Het is verder ook een kwestie van keuzes maken. Nu minder voor ‘ouderen’ is automatisch kan op meer in de toekomst voor jongeren- en vice versa. Loslaten garanties is het belangrijkste aandachtspunt. Voorsorteren op toekomstige rendement is prima, maar als het dan tegenvalt – iedere 2 a 5 jaar toetsen – dan moet het gelag genomen. De facto hebben de ‘ouderen’ nu al de buffers opgesoupeerd, prima, daarvoor heb je immers buffers, maar er is gewoon een duidelijke grens in het FTK gekozen, democratisch. Willen we dat niet, dan moet de wet aangepast. Jongeren zullen dit niet willen zonder over te gaan naar een individueler systeem, met meer keuzevrijheid, zowel qua uitvoerder als qua besteding, ook voordat ze met pensioen gaan. Willen we een goed pensioenstelsel houden dan zullen ouderen de jongeren tegemoet moeten komen daarin. Ook dat is een vorm van solidariteit.

  4. E. Daae
    7 jaar geleden

    Geachte heer Gommer,
    Ik ben bang dat u mijn bijdrage niet helemaal begrepen heeft.

    De buffers zijn NIET door de ouderen opgesoupeerd. Zij zijn door de wet nFTK – volkomen onterecht en geforceerd – als het ware opgelost.

    De wet nFTK dwingt pensioenfondsen om de VPV te waarderen tegen een rekenrente die is afgeleid van de interbancaire swap rente. Dat is een rente voor een financiële markt waarop geen enkel pensioenfonds belegt en waartegen nog nooit een collectief pensioencontract is overgedragen.

    Daarnaast is het zo, dat de rentevoet die dient voor de berekening van de kostendekkende pensioenpremies, afwijkt van de rentevoet waartegen de VPV wordt gewaardeerd. Als de rentevoet voor de berekening van de kostendekkende pensioenpremies gelijk zou zijn aan die waartegen de VPV moet worden gewaardeerd, dan is het gevolg daarvan dat de pensioenpremies – en navenant de pensioenaanspraken – fors zouden stijgen. Maar dat was natuurlijk niet de bedoeling; dat gaat werkgevers – de overheid als de grootste werkgever voorop – hogere pensioenlasten opleveren.

    Daarvoor dient dan ook het artikel in de Pensioenwet – sinds 2007 – die het pensioenfondsen mogelijk maakt om de kostendekkende premies te “dempen”. Dwz: zij mogen bij de berekening van de kostendekkende pensioenpremies rekening houden met toekomstige rendementen.
    U kunt zich ook afvragen: waarom mag bij de waardering van de VPV dan geen rekening worden gehouden met de rendementen op beleggingen? Die worden de laatste jaren met dubbele cijfers geschreven.

    U weet net zo goed als ik, dat voor het verschil de ouderen/gepensioneerden opdraaien. Of om het maar duidelijk te stellen: de ouderen subsidiëren de jongeren. Dat is nog iets anders dan de fabels die onze overheid, bepaalde Netspar-onderzoekers en andere belanghebbenden bij de afbraak van het huidige pensioenstelsel ons proberen wijs te maken.

    Dan speelt er nog een ander fenomeen, waarover angstvallig wordt gezwegen door de pensioensector en DNB (als toezichthouder).

    Vanwege het verschil in de rentevoeten voor enerzijds de berekening van kostendekkende pensioenpremies en anderzijds de VPV, zien pensioenfondsen zich genoodzaakt om een deel van hun vermogen af te dekken tegen renterisico’s middels zgn. rentederivaten.

    Globaal wordt zo’n € 500 miljard op deze wijze afgedekt. Dat kost de pensioenfondsen aan provisie ca. 1%, oftewel € 5 miljard! PER JAAR!!

  5. Anoniem
    7 jaar geleden

    Niet: “Zij zijn door de wet nFTK – volkomen onterecht en geforceerd – als het ware opgelost. “, maar
    Zij zijn er door de – democratische – wet nFTK -, ja ook ‘jongeren’ hebben kiesrecht, dus terecht en gewoon realistisch niet meer. Het is zoals het is. Wil je dat niet als ouderen, en speculeren op toekomstig rendement, pas het stelsel dan aan en accepteer dan ook de risico’s daarvan.

  6. E. Daae
    7 jaar geleden

    Geachte heer Gommer,

    U gaat m.i. voorbij aan het feit dat het vertrekpunt voor de keuze van de rentevoet voor zowel de kostendekkende premieberekening als voor de waardering van de VPV behoort te liggen bij de langere termijn rendementen op de beleggingen van de pensioenfondsen. De wet nFTK geeft DNB de keuze om een volstrekt onjuiste rekenrente voor de waardering van de VPV op te leggen aan de pensioenfondsen (zie mijn voorgaande reactie). En het meest kwalijke is, dat beide rentevoeten niet gelijk zijn.

    Mijn vraag aan u: bent u er dan voorstander van dat de door DNB opgelegde rekenrente voor de waardering van de VPV ook wordt gehanteerd (verplicht wat mij betreft) voor de berekening van de kostendekkende pensioenpremies?

  7. Anoniem
    7 jaar geleden

    Ja, ik vind dat ook de pensioenpremie kostendekkend moet zijn. In de vrije markt en bij de meeste Opf-en is al sprake van een premieovereenkomst of een CDC-regeling overigens. Alleen de meeste Bpf-en gaan nog uit van DB met inderdaad een te lage premie. Dat zal overigens nóg meer druk zetten op de bereid van jongeren om aan DB-systemen mee te doen. Kortom, de stap naar individuele spaarpotjes zal daarmee alleen maar aanwakkeren. Terecht mijns inziens.

  8. Anoniem
    7 jaar geleden

    Ben verheugd te vernemen dat de pensioendiscussie een wending heeft genomen en bepaalde groepen van de bevolking niet langer uitsluit van een fair share van de welvaart, waaraan zij vele jaren hebben bijgedragen, ook aan voorgaande generaties. Moge dit laatste een voorbeeld vormen voor hen daarmee nu mee worstelen.

U moet ingelogd zijn en een geldig abonnement hebben om een reactie te mogen plaatsen.