Pensioenfondsen slaan een financiële brug tussen het verleden, het heden en de verre toekomst. Nu moeten ze hun deelnemers helpen om te gaan met de risico’s, stelt Adri van der Wurff.
Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
1 reactie
Eindelijk een fondsbestuurder die zich realiseert dat de deelnemers aan een pensioenregeling er niet zijn voor het fonds, maar dat het fonds er moet zijn voor de deelnemers.
Bestuurders van pensioenfondsen, begin eens te denken vanuit de positie van de deelnemer. De deelnemer heeft vanaf dag 1 dat hij in dienst treedt bij een werkgever die is aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds (Bpf) een (pensioen)aanspraak op dat fonds. Die aanspraak is tevens zijn onvervreemdbaar eigendomsrecht; hij is dus aan te merken als CREDITEUR.
Terecht wijst de heer Van der Wurff erop dat bestuurders van pensioenfondsen hun deelnemers ruimhartig(er) zouden moeten informeren over pensioen in het algemeen en over de omvang van hun aanspraken.
“80% van de mensen is pensioen-bewusteloos”, aldus Peter Borgdorff (PFZW) in een interview (2016) in Beleggersbelangen. Hoogleraar Marike Knoef (Universiteit Leiden) vertelde onlangs in Het Financiële Dagblad over een onderzoek naar de basale kennis van pensioen en AOW. De uitslag: gemiddeld 2,1 van de vijf vragen goed. Hoe zouden Tweede Kamerleden door die vragenlijst komen?
Pensioencommunicatie zou kunnen beginnen met het uitleggen van het verschil tussen een pensioenregeling die gebaseerd is op een uitkeringsregeling, uitgevoerd door non-profit pensioenfondsen, en pensioenregelingen die gebaseerd zijn op een premie- of kapitaalovereenkomst, die vrijwel altijd door commerciële verzekeraars worden uitgevoerd.
Daarbij zouden pensioenfondsbestuurders nadrukkelijk dienen te waarschuwen voor de plannen van de VVD, D’66 en de CU voor de ‘hervorming’ van het pensioenstelsel. Zij willen naar een stelsel van individuele pensioenpotjes op basis van beschikbare premieregelingen. Geef aan wat de uiteindelijke gevolgen daarvan zijn voor mensen die pensioen opbouwen, n.l.: geluk- en pechgeneraties.
In zijn uitmuntende column in de NRC van 30-01-2018 zegt Menno Tamminga hierover:
“Het vervelende voor de Kamerleden is: zij gaan er niet over. Pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Dus de uitkomst van onderhandelingen tussen die sociale partners.”
“Kamerlid Roald van der Linde (VVD) verkeerde echter in de veronderstelling dat de Kamer als wetgever de vormgever is van het pensioenstelsel dat uitgevoerd wordt door werkgevers en werknemers. Dat is een overschatting van zijn rol. Pensioen wordt opgebracht door werkgevers en werknemers. En het behoort toe aan de werknemers en gepensioneerden.”
“Politici gaan niet over de inhoud van de pensioenen, wel over de (fiscale) randvoorwaarden én over de AOW-leeftijd en de hoogte van die uitkering.”
Het geven van inzicht in de omvang van pensioenaanspraken (= inzicht in de vordering op het pensioenfonds) is al lang mogelijk. Ieder pensioenfonds houdt per individuele deelnemer een actuariële rekening bij waaruit de omvang van de individuele pensioenaanspraak zonneklaar blijkt. Daar is een zgn. hervorming (lees: sloop) van het stelsel niet voor nodig!
Tot nu toe houden de fondsbestuurders krampachtig vast aan de verplicht gestelde communicatie naar de deelnemers middels het Uniform Pensioen Overzicht (UPO). Het UPO is voor de meeste deelnemers een vrijwel onbegrijpelijk document en het geeft geen correct inzicht in de omvang van de pensioenaanspraak van de deelnemer.
Laten we hopen dat bestuurders van grote pensioenfondsen (ABP, PFZW, PMT, PME en BpfBouw) het lichtend voorbeeld van Adri van der Wurff en René van de Kieft (MN) zullen volgen.