Elf jaar is Nicole Beuken directeur van het grootste pensioenfonds van Nederland. De voortdurende pensioendiscussie verontrust haar. ‘Met de beurs komt het altijd wel weer goed, maar door verkeerde ingrepen in het stelsel kunnen we veel verliezen.’
Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
2 reacties
Wat een heldere en zakelijke uiteenzetting van de huidige situatie. Het onderstreept eens te meer de opvatting van de BPP, Belangenvereniging gepensioneerden PFZW, en de koepel van ouderenorganisaties dat hervatting van het pensioenoverleg nu nodig en mogelijk is. Direct na 20 maart aan de slag dus sociale partners en overheid en betrek vooral ouderen en jongerenorganisaties daarbij.
Waar baseert mevr. Beuken haar uitspraak: “Dat de doorsneesystematiek gaat verdwijnen, is een gelopen race” op? Is het een misplaatste vorm van wensdenken?
Het lijkt me verstandig dat zij – en anderen die deze rare gedachte aanhangen – kennis nemen van het artikel van 5 maart jl. op het economenplatform Mejudice van prof.dr. B.M.S. van Praag en drs. H. Hemmers. Zie hiervoor http://www.mejudice.nl/artikelen/detail/individuele-potjes-en-de-doorsneesystematiek-nader-beschouwd-bezint-eer-ge-begint
Cruciale gedeelten uit dit artikel luiden als volgt:
“Een collectief pensioenfonds is in feite een verzameling van individuele spaarpotjes. Door ze bij elkaar te voegen als leeftijdscohort wordt het risico, dat sommigen langer leven dan hun individuele besparingen zouden toelaten, geëlimineerd. Door de spaarpotten van verschillende leeftijdscohorten samen te voegen bouwt men bovendien een verzekering in tegen het optreden van pech- en gelukgeneraties. Deze ingebouwde generatiesolidariteit tussen zowel leeftijdgenoten als tussen opeenvolgende generaties lijkt ons een groot goed dat wij niet zouden willen prijsgeven. Bij het huidige systeem zijn er geen individuele spaarpotjes en elke premiebijdrage wordt ‘op de grote hoop’ gestort”.
De belangrijkste conclusies uit de analyse van de jaarrekeningen van 1950 tot en met 2017 van een groot bedrijfstakpensioenfonds:
“De doorsneepremiesystematiek. HET IS ONJUIST DAT DOOR DE DOORSNEEPREMIESYSTEMATIEK DE JONGERE DEELNEMERS MEER BETALEN VOOR DEZELFDE PENSIOENOPBOUW DAN DE OUDERE DEELNEMERS. HET OMGEKEERDE IS HET GEVAL.
Zeker voor die deelnemers die hun volledige pensioen bij hetzelfde (bedrijfstak) pensioenfonds hebben opgebouwd zou premiedifferentiatie of degressieve pensioenopbouw de situatie verergeren en niet te rechtvaardigen zijn.
Het pensioen van de oudere cohorten is bijna 50% lager dan het pensioen van de jongere gepensioneerde. Dat verschil wordt mede veroorzaakt door de cao-stijgingen die tijdens de opbouw het opbouwdeel verhogen.
Wanneer de gepensioneerde na een volledig dienstverband na 20 jaar (pensioen)uitkering overlijdt, resteert er nog een aanzienlijk bedrag. Dit blijft achter in het pensioenfonds en draagt bij aan de reservevorming. Dit resultaat is eigenlijk niet zo verrassend of zelfs voorspelbaar.
WANNEER DE PREMIE BEREKEND WORDT OP BASIS VAN EEN RENDEMENTSVERWACHTING VAN CA.3% TERWIJL HET WERKELIJKE RENDEMENT IN DE LAATSTE 40 JAAR OP GEMIDDELD CA.7% IS UITGEKOMEN, KWEEKT MEN ONHERROEPELIJK AANZIENLIJKE OVERSCHOTTEN.
Het is duidelijk dat door uit te gaan van een niet-actuariële prijs, zoals bij de doorsneesystematiek het geval is, vele deelnemers teveel betalen. Gedeeltelijk kan dit worden verdedigd wegens de eis van buffervorming voor de dekking van ‘kwade kansen’ . Toch suggereren onze voorbeelden dat de erfenis van niet bij leven opgesoupeerde spaargelden wel eens heel groot kan uitvallen. Die erfenissen vallen toe aan het fonds, dus de nog levende deelnemers. Anderen (late intreders) betalen juist te weinig.
ALLES OVERZIENDE LIJKT HET DAT HET DOORSNEESYSTEEM NIET LEIDT TOT OMVANGRIJKE SUBSIDIESTROMEN VAN JONG NAAR OUD MAAR JUIST ANDERSOM VAN OUD NAAR JONG. ER IS DUS ZEKER GEEN REDEN OM OUDEREN HOGERE PREMIES TE BEREKENEN OF HUN PENSIOENOPBOUW DEGRESSIEF TE MAKEN.
Als men zou willen afwijken van de doorsneesystematiek lijkt het juist redelijker om de premie voor ouderen te verlagen of hun opbouw te verhogen. Wel lijkt er wat voor te zeggen de premie voor de late toetreder hoger te stellen dan voor zijn leeftijdgenoot die sinds zijn 25ste premie heeft betaald en daardoor op zijn reeds opgebouwde spaarpot al veel rendement heeft bijgedragen.
Natuurlijk zijn onze bevindingen slechts gebaseerd op de data uit de jaarrekeningen van 1950 tot en met 2017 van één, zij het groot, pensioenfonds. Wij hebben echter geen reden om te veronderstellen dat het door ons beschouwde fonds een atypisch voorbeeld zou zijn. De conclusies zullen voor andere pensioenfondsen waarschijnlijk niet zo veel anders zijn.
Een nevenproduct van onze analyse is dat wij inzicht krijgen in het verloop van individuele pensioenrekeningen/potjes over de periode van intree tot overlijden. Er wordt in de publieke discussie wel veel gesproken over individuele potjes, maar slechts weinigen realiseren zich hoe die pensioenpotjes zich onder het vigerende stelsel ontwikkelen en over de vaak hoge positieve eindsaldi die terugvallen in het fonds.
Er zijn dus ernstige vraagtekens te zetten bij de wijsheid van het regeringsvoornemen de doorsneesystematiek om zeep te helpen en over te gaan tot individuele pensioenrekeningen. Wanneer wordt overgegaan tot individuele pensioenrekeningen, zal dit mettertijd onvermijdelijk ook leiden tot de wens dat eigenaren die saldi geheel of gedeeltelijk op kunnen eisen op hen conveniërende momenten. Dit zou ertoe kunnen leiden dat deelnemers met een nog korte resterende levensverwachting hun verhoudingsgewijze goed gevulde spaarpotten gaan opeisen. Dit kan de solidariteit binnen één leeftijdsklasse tussen langlevenden en kortlevenden in gevaar brengen.
GEZIEN DE GROTE PRAKTISCHE PROBLEMEN DIE OPDOEMEN BIJ AFSCHAFFING VAN DE DOORSNEEPREMIE EN INVOERING VAN INDIVIDUELE PENSIOENREKENINGEN ZOUDEN WIJ WILLEN ADVISEREN: BEZINT EER GE BEGINT”.