Het nieuwe stelsel is nog te veel gericht op een nominale uitkering, waarschuwt Henk Bets. Dat maakt koopkrachtbehoud voor gepensioneerden bijna onmogelijk. Hij pleit ervoor de rendementen anders toe te delen en het inflatierisico meer te leggen bij de jongeren.
Een koopkrachtig pensioen is een van de belangrijkste doelstellingen van het pensioenakkoord. De conceptwet Wet toekomst pensioenen is echter meer gericht op het beschermen van de nominale uitkering dan op koopkrachtbehoud voor gepensioneerden. Dat is een gemiste kans, want juist de solidaire premieregeling biedt uitstekende mogelijkheden om de koopkracht van gepensioneerden te beschermen.
Om een koopkrachtig pensioen in de solidaire premieregeling mogelijk te maken, moeten twee dingen gebeuren. Enerzijds moeten de regels, die de nominale uitkering beschermen ten koste van koopkrachtbehoud, weggenomen worden en anderzijds moet een partij bereid zijn het inflatierisico van de gepensioneerden over te nemen.
Bijna onmogelijk
In het huidige wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen maken een aantal regels een koopkrachtig pensioen bijna onmogelijk. Door de leeftijdsafhankelijke rendementstoedeling krijgen gepensioneerden straks minder rendement toebedeeld dan de andere deelnemers en naar verwachting ook minder dan in het huidige systeem. Dit lagere rendement wordt vervolgens uitgesmeerd over meerdere jaren om de schokken, zoals de voor koopkrachtbehoud benodigde rendementen worden genoemd, te beperken. Daarnaast worden voor de gepensioneerden risicomaatstaven geïntroduceerd die niets zeggen over het risico dat hun pensioen de inflatie niet kan bijbenen.
De eerste beperking leidt ertoe dat je zelfs bij de risicopremie van 4,33% op lange termijn niet meer dan 1,5% verhoging per jaar uit overrendement mag verwachten. Dit blijft ver achter bij de inflatiedoelstelling van bijna 2% van de ECB.
Het uitsmeren van de resultaten over tien jaar betekent dat je in het eerste jaar van pensionering een overrendement (het verschil het behaalde rendement en beschermingsrendement) op zakelijke waarden moet ontvangen van meer dan 57% om 2% te kunnen indexeren. Een ander gevolg van het uitsmeren over tien jaar is dat de bovengenoemde 1,5% pas na zo’n tien jaar wordt bereikt. De meeste gepensioneerden zitten dan al in de tweede helft van hun pensioen en hebben de koopkracht van hun pensioenuitkering met zo’n 10% zien dalen.
Verkeerde doelstelling
De nominale risicomaatstaven zetten fondsen ertoe aan zich te focussen op de verkeerde doelstelling of in het gunstigste geval op tegenstrijdige doelstellingen. De kans op koopkrachtbehoud daalt hierdoor onnodig. Om een koopkrachtig pensioen te kunnen uitbetalen, moeten deze hobbels weggenomen worden.
Rest de vraag welke partij het inflatierisico van de gepensioneerden kan en wil overnemen? Het inflatierisico is nauwelijks af te dekken met beleggingsproducten. Geen van de producten biedt een adequate en volledige oplossing.
Hier kan de solidaire premieregeling zich onderscheiden van de andere regelingen door de niet-gepensioneerden het inflatierisico te laten overnemen van de gepensioneerden. De niet-gepensioneerden krijgen dan het behaalde beleggingsrendement van de gepensioneerden en de volledige uitdeling uit de solidariteitsreserve en de gepensioneerden krijgen daar de 1-jaarsrente (of eigenlijk hun projectierendement) plus de gerealiseerde inflatie voor terug. Om deze uitruil voor de niet- gepensioneerden aantrekkelijk te maken, moet het verwachte rendement op deze portefeuille hoger zijn dan de benodigde 1-jaarsrente plus inflatie. Bij de huidige parameters betekent dit dat de bijbehorende beleggingsportefeuille voor meer dan 35% in zakelijke waarden moet worden belegd. Omdat het risico hiervan dan niet meer bij de gepensioneerden ligt, is dat geen bezwaar.
Het uitsmeren van de resultaten over maximaal tien jaar is bij deze methode overbodig. Het geld staat direct ter beschikking en dit is administratief veel eenvoudiger.
Pech- en geluksgeneraties
De solidariteitsreserve behoudt haar functie om pech- en gelukgeneraties te voorkomen. Alleen is deze buffer niet meer bestemd voor gepensioneerden. Vanaf de pensioendatum ontstaan immers geen nieuwe pechgeneraties meer. Ook de nominale maatstaven hebben bij deze methode geen nut meer en kunnen dus vervallen of worden aangepast.
Om de resultaten voor de niet-gepensioneerden te stabiliseren, is het mogelijk om een deel van de behaalde rendementen en de volledige inflatievergoeding via de solidariteitsreserve te laten lopen. Hiermee wordt het aantal en de grootte van pech- en geluksgeneraties beperkt.
Om te voorkomen dat de niet-gepensioneerden in de problemen komen bij een te hoge inflatie of hyperinflatie, is het verstandig om de gegarandeerde indexatie te beperken tot bijvoorbeeld 6% en de indexatie daarboven afhankelijk te maken van de solidariteitsreserve. Die 6% sluit ook mooi aan bij de hoogste inflatie in de scenarioset van DNB.
Uit onze berekeningen met de meest recente scenarioset van DNB blijkt dat bij de meeste pensioenfondsen de niet-gepensioneerden minder risico lopen dan bij een 100% belegging in aandelen. Indien niet-gepensioneerden meer risico kunnen en willen lopen, dan kan het risico dus nog wat omhoog, zonder dat de leenrestrictie hoeft te worden opgeheven. Het risico is vergelijkbaar met het risico voor 56-minners in een beschikbare premieregelingen.
Als deze veranderingen worden doorgevoerd, zullen de administratie en de communicatie eenvoudiger worden. Daarnaast is risico-onderzoek onder gepensioneerden niet of nauwelijks meer nodig. Dat is mooi meegenomen. Maar belangrijker is dat gepensioneerden eindelijk het gewenste koopkrachtige pensioen kunnen krijgen.
Henk Bets is eigenaar van Actuarieel Adviesbureau Confident.
U moet ingelogd zijn en een geldig abonnement hebben om een reactie te mogen plaatsen.