Werknemers in het openbaar vervoer leggen dinsdag 28 mei een hele dag het werk neer om hun pensioeneisen kracht bij te zetten. Een dag later volgt een 24-uursstaking in de metaal, de bouw en andere sectoren.
Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
1 reactie
Hoe betrouwbaar is de overheid?
De overheid heeft in de pensioendiscussie meerdere petten op. Als wet- en regelgever zorgt zij ervoor dat er meer transparantie en meer zekerheid ontstaat voor de deelnemers en dat pensioenuitvoerders zorgvuldig met het geld van de premiebetalers omgingen. Pensioenuitvoerders (fondsen en verzekeraars) moeten daarom zorgen voor voldoende liquiditeit en vanaf de invoering van de pensioenwet (PW) moeten ze hun deelnemers/verzekerden meer inzicht geven in wat ze doen met het aan hen toevertrouwde geld.
De overheid is daarnaast de grootste werkgever van het land. Vanuit die rol heeft de overheid groot belang bij lage en stabiele pensioenpremies.
De roep om een nieuw pensioenstelsel is dan ook bovenal vanuit het perspectief van de werkgeversrol van de overheid te verklaren.
En dan wordt het vrij duidelijk wat er aan de hand is: de overheid verkeert is de unieke situatie dat zij via wet- en regelgeving haar belangen als werkgever (en dan ook meteen van andere werkgevers) kan dienen.
Tot ongeveer 15 jaar geleden was onze uitkeringsovereenkomst – de wettelijke basis van het huidige pensioenstelsel – “een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde pensioenuitkering” (art. 1 Pensioenwet). De hoogte van de pensioenuitkering was behoorlijk zeker. De risico’s van tegenslagen (langer leven, beleggingsrisico’s) lagen bij het pensioenfonds en/of bij de werkgever. Sindsdien zijn stap voor stap deze risico’s verschoven naar de deelnemers en de gepensioneerden. Om dat te bereiken, werden de pensioenreglementen regelmatig aangepast zonder dat dit aan de deelnemers en gepensioneerden duidelijk werd verteld.
Zo is onze uitkeringsovereenkomst in de uitvoering stilletjes omgezet naar een collectieve beschikbare premieregeling. Daarin dragen de werknemers en gepensioneerden – als collectief – alle risico’s van financiële tegenvallers; door toedoen van voorschriften van de overheid en afspraken van de sociale partners (via cao’s).
Voor de pensioenverplichtingen moest echter steeds meer geld opzij worden gelegd. Dat leidde tot hogere pensioenpremies en daar wil de overheid – als grootse werkgever in ons land – vanaf.
De overheid promoot de laatste jaren met onjuiste voorstellingen van zaken de INDIVIDUELE BESCHIKBARE PREMIEREGELING om zo van haar laatste restje zorgplicht voor het pensioen van haar werknemers af te komen en om lagere premies aan het ABP te kunnen betalen.
Die opzet, ook bekend als ‘PERSOONLIJKE PENSIOENPOTJES’, geeft echter een lagere pensioenuitkering dan nu het geval is, en grote kans op een jaarlijks wijzigend pensioenbedrag. Want dat is dan volledig afhankelijk van het rendement op de individuele beleggingen.
Het lijkt erop dat dit de ware reden is waarom er zo dringend een nieuw pensioenstelsel moet komen.
De overheid is ook in het verleden meermalen een onbetrouwbare partij gebleken.
Zo moest het kabinet-Lubbers in de jaren ‘80 fors bezuinigen. Via ”uitnamewetten” verlaagde het kabinet daarom tussen 1981 en 1988 de aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP, pensioenfonds voor overheid en onderwijs) af te dragen pensioenpremie van de wettelijk bepaalde 21 procent naar 8,3 procent.
Deze ”pensioenroof” kostte het ABP (toen nog rijksdienst) ongeveer 30 miljard gulden. Het kabinet en de meerderheid in de toenmalige Tweede Kamer hebben ingestemd met deze uitnamewetten, zodat gesproken kan worden van een gelegaliseerde diefstal.
Als we dit bedrag omrekenen in euro’s en rekening houden met het gemiste rendement (5 procent) op voornoemd bedrag, is dit bedrag inmiddels opgelopen tot ruim 60 à 70 miljard euro.
Laten we het dus met het kabinet eerst even hebben over de terugstorting van deze 60 miljard in de kas van het ABP. Daar steekt de fooi van 7 miljard die het kabinet in het najaar van 2018 bood om tot een pensioenakkoord te komen, schril bij af.
Hoe betrouwbaar zijn de vakbonden?
Ook vakbonden hebben belangen. Dat zijn primair de belangen van de WERKENDE vakbondsleden. Helaas ‘vergeten’ vakbondsbestuurders op momenten die ertoe doen dat hun werkende leden te zijner tijd met pensioen gaan dan wel inmiddels gepensioneerd zijn. De belangen van die twee groepen vakbondsleden lopen niet altijd parallel.
Waar pensioenfondsen volgens art. 128 lid verplicht wordt de kostendekkende premie in rekening te brengen, wijken zij daarvan af, omdat volgens art. 128 lid 2 PW premiedemping is TOEGESTAAN, maar: NIET VERPLICHT.
Het omgekeerde is OOK mogelijk. Daar waar pensioenfondsen worden verplicht om hun technische voorzieningen te berekenen met de DNB-RTS, kan deze risicovrije rentevoet ook worden gehanteerd voor de premievaststelling.
In dat geval schieten de door werkgevers af te dragen pensioenpremies schieten richting de 30 à 35%. Dit leidt ook tot verlaging van de netto lonen, omdat op het salaris van werkenden een deel van de pensioenpremie wordt ingehouden. En daar zijn vakbonden vierkant tegen. Dat is in zekere mate een geval van kortzichtigheid van de vakbonden, die in de CAO-onderhandelingen geen boodschap hebben aan de belangen van gepensioneerden.
Voor werkgevers en vakbonden dus onacceptabel. Dus deze optie wordt door de Verantwoordingsorganen van pensioenfondsen (VO’s), die om advies over de premiestelling gevraagd moeten worden, dan ook geblokkeerd. In die VO’s is de groep van gepensioneerden ver in de minderheid. Bij het ABP hebben de vertegenwoordigers van gepensioneerden 14 zetels, tegenover 34 zetels voor werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers.
Echter: door premiedemping bij de vaststelling van de premielasten te hanteren in plaats van ook in die situatie de risicovrije rente te hanteren, bevoordeelt het bestuur willens en wetens de belangen van de werkenden (indirect via de vakbonden die opkomen voor de werkenden) en werkgevers en schaadt daarmee ipso facto de belangen van gepensioneerden.
Hier ligt een aangrijpingspunt om pensioenfondsen aan te spreken op ongelijke behandeling van actieve deelnemers (de werkenden die pensioen opbouwen) en de gepensioneerden, die jaarlijks worden getrakteerd op een verschuiving van pensioenvermogen naar de jongeren, en die hierdoor al 13 jaar iedere hoop op indexatie zien vervliegen, sterker: zij moeten vrezen voor mogelijke kortingen op hun pensioen, naast de ruim 15% tot 18% opgelopen koopkrachtverlies. (overtreding van art 105 lid 2 PW; evenwichtige belangenafweging).