De rol van actuarissen verandert in het nieuwe stelsel. Dat vraagt om nieuwe richtlijnen, stelt Adri van der Wurff. Dat is niet eenvoudig, omdat de wet niet duidelijk is over cruciale begrippen zoals evenwichtigheid.
Dokters hebben een eed, bankiers hebben er een, de accountants hebben een tuchtcollege – en de AFM. Wat hebben de pensioenfondsbestuurders en de actuarissen? De bestuurders hebben weliswaar een code, maar die is collectief en niet persoonlijk. Al jarenlang is er een monitoringcommissie die kijkt of de fondsen zich een beetje aan de code gehouden hebben en al evenveel jaren is de conclusie dat het flink beter kan. Consequenties voor afzonderlijke fondsen of bestuurders heeft het niet. De naleving van de code bestaat immers uit ‘pas toe of leg uit’, wat toch wel iets zachter is dan een tuchtcollege.
En hoe zit dat bij actuarissen? Klanten van actuarissen die bij het Actuarieel Genootschap zijn aangesloten, kunnen gebruik maken van een klachten- en beroepsprocedure met daarachter een heus College van Rechtspraak. Dat is relevant voor de pensioenfondsen, want certificerende actuarissen geven een verklaring af over de toereikendheid van de voorzieningen en over de naleving van het prudent person principe: heeft het fonds wel als voorzichtig persoon belegd in verhouding tot de verplichtingen en het risico?
Radicaal
De vraag is hoe die certificering en het werk van de actuaris er na de invoering van de Wtp gaat uitzien. De regels lijken hetzelfde te blijven. Toch is de situatie radicaal verschillend. De voorzieningen zijn er niet meer op het fondsniveau maar slaan neer in lastig te berekenen potjes op individueel niveau. Bovendien komt er een vertaling (‘invaren’) van de huidige collectieve voorzieningen naar een startsituatie met voor iedereen nieuwe getallen in de vorm van de persoonlijke pensioenpotjes. In het jaar van invaren zijn dan ook alle ogen gericht op het actuariële oordeel.
Wat als een deelnemer zich niet kan herkennen in het hem of naar toegerekende potje? Kan hij of zij dan zeggen dat de certificerend actuaris zich vergist heeft en het oordeel niet klopt? En hoe gaat de prudent person verklaring eruitzien bij de lifecycles? Die zijn gebaseerd op risicopreferentie-onderzoeken die vaak door minder dan een vijfde van de deelnemers zijn ingevuld, met een uitkomst die het bestuur naar eigen inzicht kan interpreteren. En hoe prudent (of discriminerend) is een risicodraagvlak-onderzoek dat gebaseerd is op de postcodes van de deelnemers, zoals een gespecialiseerd bureau heeft voorgesteld?
Vol verwachting kijk ik uit naar een voorstel wat het prudent person beginsel in de context van de Wtp gaat inhouden volgens de actuarissen. Als die norm te streng uitpakt zal de Pensioenfederatie wel weer aan de bel trekken. In de praktijk zal een te strenge certificerend actuaris van het fonds geen vervolgopdracht meer krijgen – net als een te lastige accountant. (Soms lijkt het of de sector ook het liefst DNB en AFM de wacht aan zou zeggen – maar dit terzijde.)
Afstraffing
Klachtenprocedures, commerciële afstraffing: er lijken genoeg instrumenten voor de sector om de actuarissen in het gelid te houden. Bij de actuarissen in dienst van uitvoeringsbedrijven of bestuursbureaus is er het gewone dienstbevel: volg de lijn van het bestuur anders kun je vertrekken of minder leuk werk krijgen.
Ik vrees dat er een ongelukkige combinatie kan ontstaan van enerzijds de noodzaak nieuwe, eerlijke regelingen op te tuigen en onafhankelijke oordelen te geven en anderzijds de druk om te conformeren. De actuarissen staan voor een immense opgave om de huidige regelingen verantwoord af te sluiten en vloeiend over te laten gaan in de nieuwe. Zij moeten hun focus verleggen naar berekeningen per leeftijdsgroep, naar toedelingen die eerlijk zijn, maar die vaak op kleinere risicobasis geregeld moeten worden. Zij moeten dit doen met nieuwe administraties, met communicatiecollega’s die graag een simpel verhaal aan de deelnemers vertellen, met bestuurders die geen precies zicht hebben op de risico’s die door het nieuwe stelsel overgedragen worden van het fonds op de deelnemers.
En juist actuarissen weten iets over de omgang met risico’s – en dan niet alleen sterftekansen. Ze moeten hun werk doen in een situatie waarin essentiële zaken als evenwichtige belangenafweging niet geëxpliciteerd zijn. Dat betekent dat certificering, een prudent person verklaring en advisering in feite allemaal tegelijk op losse schroeven komen te staan.
Pechgeneraties
Nu weten we dat actuarissen de slimste mensen zijn die er in de sector rondlopen (als groep – voeg ik – als niet-actuaris – er voor de zekerheid aan toe). Maar de opgave kan ook te groot zijn. Misschien niet eens voor het intellect, maar voor de eigen normen en waarden. Zo hoor ik geregeld dat het nieuwe stelsel beter is omdat de verwachte uitkeringen hoger zijn. Een actuaris heb ik gelukkig het argument nog niet horen gebruiken, omdat zij er meteen de vraag bij stellen wat er tegenover die hogere verwachting staat. Meer spreiding? Kans op ongelukken of pechgeneraties? De duivel zit in de details en de actuarissen drijven graag die duivels uit voordat ze een nieuwe regeling op deelnemers loslaten. De meeste actuarissen zijn zelf prudent persons met een hoog ethisch normbesef.
De pensioensector is te belangrijk om actuarissen voor het blok te zetten bij deze bijna onmogelijke opgave. Mij lijkt dan ook dat er niet alleen snel richtlijnen moeten komen over de beoordeling van het prudent person gedrag van de fondsen maar ook voor de omgang met actuarissen die ze een ongemakkelijke waarheid komen vertellen.
Adri van der Wurff is voormalig pensioenbestuurder.
U moet ingelogd zijn en een geldig abonnement hebben om een reactie te mogen plaatsen.