Hoogleraar Sweder van Wijnbergen wijt de opnieuw opgelaaide discussie over de rekenrente aan boekhoudkundige verwarring. Volgens hem halen de voorstanders van een hogere rente de linker- en rechterzijde van de balans door elkaar.
Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
1 reactie
De kern van de zaak is, dat voor de berekening van de pensioenverplichtingen en voor de vaststelling van de kostendekkende pensioenpremies eenzelfde rentevoet wordt gehanteerd.
Doordat pensioenfondsen voor de vaststelling van de kostendekkende pensioenpremies rekening (mogen) houden met toekomstige rendementsverwachtingen wordt de balans – waar de heer Van Wijnbergen het over heeft – scheef getrokken. Dat heeft in de periode 2006-2016 een verschuiving opgeleverd van OUD NAAR JONG van € 100 miljard (bron: Mercer). En omdat sindsdien er niets is veranderd in het gebruik van ‘premiedemping’ (= rekenen met te lage pensioenpremies tbv werkgevers), mag daar nog € 20 miljard aan worden toegevoegd. Dit, meneer Van Wijnbergen, is de andere waarheid die u blijkbaar liever niet ziet.
In de brief van DNB aan minister Koolmees van 19 september 2018 (zie https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brieven/2018/09/27/brief-dnb-rekenrente-pensioencontract) staat een interessante passage, die als volgt luidt: “Het waarderen van een pensioenuitkering kan op twee manieren: het verwacht rendement wordt wel of niet meegenomen in zowel de verwachte pensioenuitkering als ook de disconteringsvoet. Bij een consistente toepassing (gebruik verwacht rendement in zowel teller als noemer of gebruik RTS in zowel teller als noemer) leiden beide keuzes tot dezelfde waarde, en deze is gelijk aan de marktwaarde.”
Deze passage kan niet anders worden geduid dan dat de president van DNB de mening blijkt toegedaan dat de huidige – eenzijdige – toepassing van de RTS (want die is voorgeschreven voor de berekening van de technische voorzieningen, maar niet voor berekening (discontering) van het pensioenvermogen) niet consistent is. Met andere woorden: de heer Knot wijst in feite de RTS voor het uitsluitend berekenen van de pensioenverplichtingen af.
Indien – zoals de president van DNB bepleit – voor de berekening van zowel de technische voorzieningen als het pensioenvermogen dezelfde rentevoet wordt gehanteerd, bijvoorbeeld die van het verwachte rendement na aftrek van de indexatie-ambitie, dan stijgen de dekkingsgraden van de pensioenfondsen met ca. 20 procentpunten. Dan kunnen de pensioenen veilig worden geïndexeerd en kan er zelfs sprake zijn van na-indexatie.