Nederland pakt de overgang van db naar dc anders aan dan andere landen. Oude rechten gaan mee naar het nieuwe stelsel bij ons. Tim Burggraaf vraagt zich af of we verstandig handelen of vooral eigenwijs zijn.
Het Sinterklaas is in het land en dit jaar delen ook veel pensioenfondsen presentjes uit in de vorm van indexatie. Dezelfde regels die het ruim tien jaar lang niet toelieten om te indexeren, ondanks stijgende vermogens, laten wel indexatie toe in een tijd dat de potten slinken door tegenvallende rendementen. Tel daarbij op dat door hoge inflatie wordt gehunkerd naar een pensioenverhoging. Indexatie lijkt me daarom logisch.
Daarbij helpt het ook dat de grens van 110% naar 105% is verlaagd, als sociale partners en pensioenfondsen de intentie hebben om straks in te varen. De vraag is wat een intentie waard is, maar anderzijds moeten we ook nog afwachten of de wet wel wordt aangenomen. Als dat niet zo is, dan gaat de grens van 110% gewoon weer gelden. Een lastige afweging dus.
Bij de discussies over invaren is ook gekeken naar hoe de rest van de wereld het heeft gedaan. Ik vind dat best bijzonder en het heeft voor mij veel weg van een gelegenheidsargument. Nagenoeg de hele wereld is al tijden geleden overgestapt op standaard dc-regelingen, waarbij de deelnemer vaak zelf de uitvoerder kiest. Daar horen we niemand over, maar we kijken wel naar zaken die ons beter uitkomen.
Het is verklaarbaar gedrag, veroorzaakt door de confirmation bias: ons brein selecteert informatie die past bij onze eigen overtuigingen. Ik ben ervan overtuigd dat het kijken naar wat andere landen hebben gedaan, kan bijdragen aan ons eigen begrip van de enorme verandering waar we voor staan.
Harde knip
Andere landen kozen bij stelselwijzigingen doorgaans voor een harde knip, waarbij de oude aanspraken achterbleven in een oud stelsel dat werd uitgefaseerd. Hooguit kon een deelnemer vrijwillig besluiten om de oude rechten over te zetten naar het nieuwe stelsel. Nooit werd een overgang van db naar dc afgedwongen zonder instemming van de deelnemer.
Een interessant voorbeeld is de stelselwijziging die het Verenigd Koninkrijk heeft doorgemaakt. De pensioenregelingen in het VK en die uit de bestaande Nederlandse markt vertonen veel overeenkomsten. Destijds kwam in het VK de vraag aan de orde of er sprake moet zijn van instemming van de deelnemer bij het overzetten van de db-rechten naar de dc-regelingen. In Nederland staan we bij invaren voor dezelfde vraag.
In het VK werd al snel gekozen om te doen wat de rest van de wereld deed: bestaande rechten blijven in beginsel achter, maar een deelnemer mag overdragen als hij of zij dat wil. En omdat dit een complexe afweging is, kwam daar zelfs een wettelijke verplichting bij. De deelnemer moest zich bij deze keuze laten ondersteunen door een onafhankelijke adviseur.
Uiteraard lag de eindbeslissing bij de deelnemer, maar de markt heeft zich verder ontwikkeld. Als er een negatief advies van een adviseur lag en de deelnemer de waarde toch wil overzetten, wilden veel ontvangende aanbieders de overdrachtswaarde niet accepteren, vanwege het juridische risico dat eraan kon kleven. Wat als de keuze achteraf verkeerd uitpakt?
Zonder instemming
Nederland kiest er voor om iets anders te doen dan de rest van de wereld: de bestaande rechten gaan over zonder instemming van de individuele deelnemer. Dit is ook nieuw voor Nederland. Het betekent een keuze voor verplichte herverdeling op individueel niveau en dus voor sommige deelnemers een plus en voor anderen een min.
Wat ik vooral interessant vind, is dat twee landen met een vergelijkbaar probleem kiezen voor totaal het andere uiterste van het spectrum van oplossingen. Doorgaans hebben we de neiging anderen te imiteren. Hier doen we het ineens helemaal anders. Doen wij het dan goed en deed de hele wereld het fout? Lopen wij als enige in de maat en alle andere muzikanten niet?
Ik sprak vorige week een aantal Engelse pensioenexperts. Zij kijken met grote belangstelling naar Nederland en vragen zich af of zij dit misschien ook hadden moeten doen. In het VK wordt het pensioenbudget namelijk zodanig opgesnoept door de kosten van de oude rechten, dat er te weinig overblijft voor de nieuwe opbouw. Een nuancering is op zijn plaats: in het VK is sprake geweest van het oppompen van gegarandeerde indexaties in die oude regelingen, hetgeen heeft geleid tot hoge kosten. Dat maakt de situatie wezenlijk anders dan in Nederland, waar indexatie een voorwaardelijk recht is.
We zullen zien wie er gelijk gaat krijgen: Nederland of de rest van de wereld. Persoonlijk zou ik het niet aandurven en zou ik zonder invaren het nieuwe stelsel invoeren. Nederland trekt een grote broek aan en is eigenwijs genoeg om stelling te nemen. In dergelijke situaties kun je niet meer doen dan hopen dat het achteraf goed uitpakt. Anders hoor je later: ‘had je maar niet zo eigenwijs moeten doen!’
Tim Burggraaf werkt bij EY
1 reactie
Volgens mij gaat de vergelijking met het VK mank omdat daar structureel sprake is van onderdekking op nominale basis en toeslagverlening verplicht is. Daarom zijn de oude rechten nog zo duur omdat werkgevers daar in lengte van jaren nog voor moeten betalen. En tekorten kunnen ook worden verhaald op verkochte bedrijfsonderdelen. In Nederland is in beginsel geen sprake van onderdekking. Daarom ontbreekt ook een wettelijk instrumentarium om tekorten op een werkgever af te wentelen en mogen fondsen korten. Dat kan contractueel anders zijn, maar veel werkgevers hebben dat risico al afgedekt met collectieve beschikbare premies of premieplafonds. En toeslagverlening is niet wettelijk verplicht, tenzij onvoorwaardelijk toegezegd of gefinancierd met premie.