In discussies over koopkrachtbehoud voor gepensioneerden wordt vaak niet duidelijk wie de verhogingen voor gepensioneerden betaalt. Dat is echter cruciaal om de evenwichtigheid te beoordelen, schrijft Anne Laning.
Op 16 mei hield Bas Werker zijn inaugurele rede aan de universiteit van Tilburg, samen met Lisa Brüggen. Een van de vragen die hij het gehoor voorhield was: wie betaalt de pensioenverhogingen?

In het debat over het bezwaarrecht-amendement van Agnes Joseph c.s. heeft minister Van Hijum aan de Tweede Kamer toegezegd om opnieuw te kijken naar koopkrachtbehoud in de Wtp. De vraag van Werker is daarmee uiterst actueel.
Voor mij zijn in deze discussie van belang de begrippen solidariteit en evenwichtigheid. Solidariteit die in mijn ogen niet evenwichtig is, is als bijvoorbeeld de jongeren de verhogingen voor gepensioneerden moeten betalen, zonder dat jongeren daarvoor iets terugkrijgen. Dat lijkt namelijk op een omslagstelsel. Dat soort regelingen is erg kwetsbaar voor ontwikkelingen van het aantal werkenden binnen de organisatie of sector waarvoor de regeling geldt.
Tweede-orde-effecten
Zowel het oude als het nieuwe pensioenstelsel is gelukkig kapitaalgedekt: iedereen betaalt premie om een eigen aanspraak (ftk) respectievelijk persoonlijk pensioenvermogen (Wtp) op te bouwen. Er zijn echter wel tweede-orde-effecten, waar de ene groep afhankelijk is van de andere groep. Deze effecten zijn in het huidige debat over koopkrachtig pensioen onderbelicht gebleven.
In het ftk wordt indexatie uiteindelijk gefinancierd uit het rendement op de beleggingen boven het benodigde rendement op de verplichtingen. Dit overrendement wordt vervolgens gebufferd via de dekkingsgraad: zo mag bij een te lage dekkingsgraad er niet of slechts beperkt geïndexeerd worden.
In die financiering uit overrendement zit een afhankelijkheid tussen generaties. Op basis van cijfers uit de jaarverslagen en van DNB valt te berekenen dat een fonds met uitsluitend actieve deelnemers circa 20%-punt meer in zakelijke waarden belegt dan een fonds zonder actieve deelnemers. Dat maakt in het ftk de verwachte mate van indexaties voor gepensioneerden deels afhankelijk van het aantal actieve deelnemers in een fonds. Omgekeerd geldt ook: als er maar weinig actieve deelnemers in een fonds zijn, wordt er voor die actieven gemiddeld te risicomijdend belegd ten opzichte van de theoretisch optimale lifecycle.
Is dit evenwichtig en solidair? Je kunt zeggen dat in het oude stelsel bij een gemiddeld fonds gepensioneerden meer indexaties mogen verwachten dan ze zouden krijgen zonder actieve deelnemers. Door de lange hersteltermijnen wordt het beleggingsrisico asymmetrisch verdeeld: de gepensioneerden worden lang uit de wind gehouden voordat er echt gekort wordt. Gepensioneerden ontvangen dus meer risicopremie dan dat ze effectief risico lopen. Dit gebeurt allemaal impliciet, achter de schermen.
Broek ophouden
De Wtp huldigt meer het principe dat elke generatie de eigen broek moet ophouden. Solidariteit kan nog steeds, maar moet dan expliciet en transparant zijn. De verhogingen voor gepensioneerden worden dan door henzelf betaald uit het overrendement op hun eigen beleggingen. Dat is in ieder geval evenwichtig. Tot zover zijn ze ook niet afhankelijk van hoeveel andere deelnemers er in het fonds zijn: hun beleggingsbeleid wordt daar niet door beïnvloed.
Dit is echter niet het hele verhaal. In de solidaire premieregeling wordt solidariteit toegevoegd, waarbij de meest gekozen implementatie is dat alle deelnemers de solidariteitsreserve vullen en deze primair (en regelmatig uitsluitend) gebruikt wordt om uitkeringen van gepensioneerden aan te vullen. Ook dat is een asymmetrische verdeling van risico’s: het risico voor gepensioneerden wordt lager, te betalen door andere deelnemers.
Is dit evenwichtig? Waar in het ftk jongeren een risico opvangen, staan ze in Wtp een deel van het overrendement af. In zoverre vergelijkbaar. En het maakt dat ook in Wtp de gepensioneerden toch weer afhankelijk zijn van hoeveel andere deelnemers een fonds heeft. Generationele solidariteit.
Ik denk wel dat dit effect in de Wtp kleiner en minder bezwaarlijk is dan in het ftk: de bruto blootstelling aan risico is voor gepensioneerden onder de Wtp immers lager dan onder het ftk, en jongeren worden ook minder beperkt om risico te nemen dan onder het ftk. Daarmee lijkt de Wtp mij a priori evenwichtiger dan ftk en nog steeds solidair.
NSC-rapport
Inmiddels heeft het wetenschappelijk bureau van NSC een rapport over koopkrachtig pensioen van actuaris Henk Bets aangeboden aan minister Van Hijum en aan kamerlid Agnes Joseph. Zoals ik het begrijp is de kern hiervan dat voor gepensioneerden weer meer in zakelijke waarden wordt belegd en dat jongeren dit risico absorberen via hun bijdrage aan de solidariteitsreserve. Tegelijk worden de pensioenverhogingen weer gemaximeerd op inflatie, maar worden de uitkeringen, zolang de solidariteitsreserve dat toelaat, aangevuld tot de inflatie.
Dat klinkt sympathiek, maar het lijkt mij dat gepensioneerden dan weer meer afhankelijk worden van de aanwezigheid van andere deelnemers. Dat is daarmee minder evenwichtig dan de Wtp en, omdat de nagestreefde buffers lager zijn, ook minder evenwichtig dan het ftk. Maar ik laat me graag overtuigen door berekeningen van het netto profijt en de risico’s per generatie.
Omdat de oplossing wel aantrekkelijk lijkt en tegemoetkomt aan breder gedeelde kritiek over koopkrachtbehoud onder de Wtp, zou mijn voorstel zijn om deze oplossing eerst uitsluitend binnen de groep van de gepensioneerden toe te passen, zonder een afwenteling van risico op jongeren of een bijdrage door jongeren. Dan lijkt het mij evenwichtiger.
Vervolgens alleen jongeren toevoegen als er voldoende zekerheid is dat dit ook voor de jongeren evenwichtig is, dus dat de verwachte waarde van hun bijdrage aan de solidariteitsreserve gelijk is aan de verwachte waarde van de aan hen toevallende opbrengsten uit de solidariteitsreserve. Dat zou een verbetering van de Wtp zijn: evenwichtige solidariteit rond koopkrachtaanpassingen!
Anne Laning is pensioeneconoom en toezichthouder, verantwoordelijk voor internal audit bij vijf pensioenfondsen. Hij is tevens docent bij de pensioen- en de accountantsopleiding van de Universiteit Nyenrode. Vorige week won hij de gouden Pensioen Pro Award voor uitzonderlijke bijdrage aan de sector.
1 reactie
Bij deze opinie past nuancering omdat het effect van de premie component in het ftk wordt genegeerd. Als er naar verhouding veel deelnemers zijn maakt het ook veel uit of de zuivere kostendekkende premie wordt betaald of een gedempte premie. Dat eerste komt ten laste van de werkgever en zou ik niet rekenen als ten koste van de deelnemers, terwijl demping op voorhand overrendement gebruikt voor opbouw in plaats van dat beschikbaar te houden voor inflatie compensatie. Inflatiecorrectie vindt overigens plaats van alle opgebouwde aanspraken en rechten, dus ook van deelnemers. In de wtp is er geen discussie meer over demping. Maar er is nog steeds sprake van verwatering omdat de solidariteitsreserve niet standaard wordt aangevuld uit de premie. En ook dat vermindert de kans op het waarmaken van een volledige koopkracht neutraliteit. Bij de flexibele premieregeling speelt dat allemaal niet (meer). Waarom wordt er dan toch meest voor de solidaire regeling gekozen?