Direct naar inhoud

‘Zorg voor arbeidsvormneutraal pensioen in nieuwe wet’

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 13 juni 2022

Het plan de tweede en de derde pijler gelijk te trekken, is slechts deels uitgevoerd. Volgens Herman Kappelle is het eenvoudig alsnog de laatste stap te zetten richting een volledig arbeidsvormneutraal pensioen.

Het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen (Wtp) voorziet niet in een volledig arbeidsvormneutraal pensioenkader. Het risico van een grote inkomensterugval bij pensionering dat een grote groep zelfstandigen loopt, is blijkens de memorie van toelichting volgens kabinet en sociale partners een zorgelijke ontwikkeling. Een gemiste kans derhalve om dit voor de ruim 1,1 miljoen zelfstandigen in Nederland beter te regelen.

FvA

Ik ontwikkelde daarvoor een simpel driepuntenplan. Trek tweede en derde pijler volledig gelijk, stimuleer fiscaal deelname aan de derde pijler door zelfstandigen en stel de ppi open voor zzp’ers en directeurgrootaandeelhouders (dga’s).

Hoopvol

Het begin was hoopvol. De memorie van toelichting bij de consultatieversie: ‘tot slot wordt de fiscale behandeling van de tweede en de derde pijler geharmoniseerd om te komen tot een arbeidsvormneutraal pensioenkader’ en; ‘eveneens wordt voorgesteld andere verschillen voor pensioenopbouw in de tweede en de derde pijler weg te nemen waarbij de tweede pijler doorgaans als uitgangspunt zal worden genomen.’

De uiteindelijke uitwerking in het Wetsvoorstel toekomst pensioenen valt tegen. Alleen de premieruimte, de franchise en de maximale opbouwperiode zijn gelijk getrokken. Geen hoog-laagconstructie, deeltijdfranchise of onbeperkte inhaal- en reserveringsruimte in de derde pijler. Het voornemen om de tijdelijke oudedagslijfrente te laten vervallen, keert niet terug in het wetsvoorstel.

Volledig arbeidsvormneutraal

In een volledig arbeidsvormneutraal pensioenkader hebben de tweede en derde pijler dezelfde:

* Jaarruimte,

* Inhaalruimte, gebaseerd op de Handreiking inhaal en inkoop pensioenen van de Belastingdienst,

* Pensioen- en premiegrondslag,

* Uitkeringsvormen; dus geen tijdelijke oudedagslijfrente, maar wel hoog-laag in de derde pijler,

* Variabele uitkeringen conform de voorgestelde flexibele premieovereenkomst,

* Vorm in nabestaandenpensioen en nabestaandenlijfrente; maximaal 50% van het pensioengevend inkomen en alleen voor partners.

Alleen de verhoging van de fiscale ruimte in de derde pijler is onvoldoende. Volgens het CBS maakt minder dan 10% van de zelfstandigen gebruik van de derde pijler. Voor meer dan de helft is het gebrek aan voldoende financiële middelen de belangrijkste reden. En voor een derde geldt dat zij er nog niet aan zijn toegekomen.

Zelf sparen

Tel daarbij op dat – zoals blijkt uit een onderzoek van Nidi – dat slechts een derde van de zzp’ers verwacht bij een pensioenfonds of ppi voldoende pensioen te kunnen opbouwen en liever zelf spaart of langer doorwerkt, dan is duidelijk dat de oplossing ligt in de combinatie van vergroting van de fiscale ruimte en stimulering van deelname aan de derde pijler.

Het tweede punt is invoering van een aanvullende voorwaarde aan de zelfstandigenaftrek. Die aftrekpost is alleen van toepassing als de zelfstandige aantoonbaar premie voor een oudedagsvoorziening betaalt. Het regeerakkoord voorziet in een verlaging van de zelfstandigenaftrek naar €3.204 in 2036. En die krijgt een zzp’er dan alleen als hij ten minste dat bedrag aan aftrekbare lijfrentepremie betaalt.

Schaf daarnaast de oudedagsreserve af. De oudedagsreserve is geen reserve, maar een steeds groter worden schuld bij de fiscus. In de derde pijler is wel sprake van daadwerkelijke vermogensvorming.

Herman Kappelle

Punt drie gaat over openstelling van ppi’s voor zelfstandigen. Verzekeringstechnisch is er geen verschil tussen een tweede- of derde-pijlerproduct uitgevoerd door een ppi. De ppi mag op basis van de Europese regelgeving arbeidsgerelateerde pensioenuitkeringen verstrekken. De winst uit onderneming die een zzp’er maakt, valt onder dit begrip arbeidsgerelateerd. Nederland sluit op basis van nationale wetgeving (de Pensioenwet) zzp’ers en dga’s echter nadrukkelijk hiervan uit. Zoals mijn collega Lutjens in 2011 al constateerde, verzet de Europese richtlijn zich er niet tegen dat zelfstandigen zich rechtstreeks bij een ppi kunnen aansluiten. De oplossing ligt in een simpele aanpassing van de Wft.

Het gaat erom dat de pensioenuitvoeringsovereenkomst gesloten met de zzp’er (die winst uit onderneming geniet in de zin van de Wet IB 2001) wordt aangemerkt als een arbeidsgerelateerde pensioenregeling. Als dat het geval is, kan een ppi die regeling uitvoeren.

Uitsluiten

De dga is werknemer voor de Wet op de loonbelasting. De Pensioenwet sluit hem echter met zoveel woorden uit van dit begrip. Na de afschaffing van pensioenopbouw in eigen beheer is er geen enkele reden meer om de dga uit te sluiten van opbouw bij een ppi.

In de nieuwe wet is het niet gelukt een volledig arbeidsneutraal pensioenkader tot stand te brengen. Dat is een gemiste kans. Mijn driepuntenplan maakt dit alsnog mogelijk. Maak de tweede en derde pijler volledig gelijk, koppel de zelfstandigenaftrek aan de lijfrentepremieaftrek, zet een streep door de oudedagsreserve en stel ppi’s open voor zzp’ers en dga’s. Zo simpel kan het zijn.

Herman Kappelle is bijzonder hoogleraar Fiscaal Pensioenrecht aan de VU Amsterdam en senior adviseur Aegon Nederland.