Direct naar inhoud

‘Invaren ondergraaft verevening bij scheiding’

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 22 mei 2023

Bij scheiding worden pensioenrechten verdeeld op grond van historische gegevens. Die gegevens verdampen bij invaren. Adri van der Wurff vraagt zich af of het parlement dit wel in de gaten heeft.

Huwelijksvoltrekking in het Stadskantoor van Beverwijk (1965). Foto Noord-Hollands Archief

Het aftellen is begonnen. Volgens de planning van de Eerste Kamer begint 22 mei het plenair debat over de Wet toekomst pensioenen (Wtp) en kan er op 30 mei gestemd worden. Alles lijkt zo’n beetje gezegd. De voor- en nadelen zijn benoemd en de loopgraven betrokken. De voorstanders vinden dat het nu wel eens klaar moet zijn met alle kritiek, gezeur en getraineer. Na al die jaren praten moeten er knopen worden doorgehakt. Begrijpelijk, maar onterecht. De belangen zijn reusachtig en de overgang is – door het invaren – definitief. Daarom blijft het zaak alert te zijn op grote ongewenste effecten.

Ik denk dat de verdeling van pensioenrechten bij scheiding zo’n neveneffect is dat ten onrechte vergeten lijkt te worden. Dat is geregeld in een aparte wet (Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, Wvps). Deze wet heeft een te beperkt bereik en wordt daardoor te weinig gebruikt bij scheiding.

Om die gebreken te verhelpen is er in 2021 een nieuw wetsvoorstel gedaan (Wet pensioenverdeling bij scheiding, Wps) waarin de verdeling eenduidiger wordt vastgesteld en voor een grotere groep geldt. Die wet is echter aangehouden om eerst de nieuwe pensioenwet in te voeren. Het idee was om de uitvoerders niet met twee ingrijpende wijzigingen achter elkaar op te zadelen. Daarom schreef de minister dat de geplande invoering van de Wps is uitgesteld tot 2027 en komt de regering met wijzigingsvoorstellen voor de Wps na de zomer 2023.

Nieuwe start

Maar met vooruitschuiven is het probleem niet verholpen. Bij scheiding op basis van zowel de huidige Wvps als de voorgestelde nieuwe Wps ontstaat er recht op een evenredig deel van de pensioenopbouw tijdens de relatie. Dat betekent dat er teruggekeken moet worden wat er in welke periode aan pensioen is opgebouwd. Dit is in strijd met een geheel nieuwe start. Dat is namelijk wat het invaren is: een totale omzetting van alle oude rechten in een individueel pensioenpotje dat verder groeit door premies en toe- of afneemt door rendementen.

Om te voldoen aan de wettelijke bepalingen over scheiding kunnen de pensioenfondsen dus niet zomaar de oude administratie opdoeken. Hiermee vervalt een belangrijk argument voor het verplichte invaren. Die historische administratie blijft immers nodig, ook al zou nieuwe opbouw onder het nieuwe stelsel plaatsvinden.

Adri van der Wurff Foto Peter Stralitski

De omvang van het probleem is eenvoudig te schatten op grond van CBS-cijfers. Het CBS telt zo’n 25.000 echtscheidingen per jaar. De gemiddelde leeftijd bij scheiding ligt rond de 45 en stijgt. De gemiddelde duur van de beëindigde relaties ligt rond de vijftien jaar. Duizenden scheidingen treden overigens pas op na meer dan dertig jaar relatie. Tezamen leidt dit ertoe dat er bij scheiding flink wat jaren teruggekeken moet worden in de pensioenadministratie en het om veel geld gaat.

Van belang is ook dat vrouwen vaak minder verdienen dan hun partner en helaas economisch minder zelfstandig zijn. Een niet goede regeling van pensioenrechten bij scheiding treft deze groep extra.

Het onderzoek om een verevening mogelijk te maken is administratief tamelijk ingewikkeld. Het is per geval enigszins te vergelijken met het dossieronderzoek dat nu per rechthebbende plaats moet vinden om beheerst en integer alle rechten in te kunnen varen in het nieuwe stelsel. En we weten al dat een dergelijk onderzoek niet in detail op persoonsniveau plaatsvindt maar per risicogroep.

Raad van State

Samenvattend hebben we een plan voor wijziging van de Pensioenwet dat door het invaren inhoudelijk en administratief-technisch strijdig is met de geldende Wvps voor verevening. Ik heb in de Kamerstukken gekeken of dit probleem al ergens aan de orde was gesteld. Ik claim niet dat ik volledig ben, maar ik heb het probleem niet aangetroffen in de Memorie van Toelichting, de vragen en de verstrekte antwoorden. Alleen een commentaar van de Raad van State en de hiervoor al genoemde procedurele brief van de minister wijst op besef van de complicatie. Verevening wordt in de overige stukken wel een enkele keer genoemd, maar dan in relatie tot het nabestaandenpensioen.

Omgekeerd is er in de stukken voor de herziening van de regels rond scheiding niets te vinden over het nieuwe stelsel. Bij de presentatie van het onderzoek naar de huidige Wvps werd wel aandacht geschonken aan bijvoorbeeld de rekenregels voor verevening en conversie bij uitkeringsovereenkomsten en premieovereenkomsten, maar er was geen aandacht voor de situatie dat een uitkeringsovereenkomst bij wet en zonder instemming van alle betrokkenen omgezet wordt in een premieovereenkomst.

De taak van de Eerste Kamer ligt ‘niet in het stichten van het goede maar het voorkomen van het kwade’ (minister Donker Curtius, 1848). Ik ben dan ook benieuwd hoe de leden van de Eerste Kamer deze en andere complicaties gaan wegen in hun oordeel.

Adri van der Wurff is voormalig pensioenbestuurder