In de dc-regelingen van het nieuwe stelsel komen sociale partners in de verleiding om de premie fors lager vast te stellen dan in de huidige middelloonregelingen, waarschuwt Jos Berkemeijer. De gevolgen voor de pensioenen laten zich raden.
De haven is in zicht. Nog een paar weekjes en dan hebben we, na vijftien jaar analyseren en compromissen sluiten, een nieuw en beter pensioenstelsel. Tijd voor een helikopterblik. Maar wat is ‘beter’? En kan Nederland zijn positie in de top drie van ’s wereld beste pensioenlanden handhaven?
Bij gebrek aan draagvlak voor het simpelweg verlagen van de onbetaalbaar geworden zekerheid in het huidig stelsel, stappen we nu over naar een premiestelsel met solidaire elementen. De uitkeringsovereenkomst verdwijnt en de nieuwe solidaire- en flexibele-premieovereenkomsten kennen in wettelijke zin geen uitkeringsdoelstelling of ambitieniveau van toeslagverlening meer.
Maatmens
Of het nieuwe pensioenstelsel beter wordt, hangt met name af van hoe sociale partners inhoud geven aan het wettelijke begrip van de pensioendoelstelling. De nieuwe vlakke premie zal overwegend worden afgestemd op een maatmens met een zeker carrièreperspectief en een verwachte uitkering op of onder de maximale fiscale norm van 80% vervangingswaarde bij 42 dienstjaren.
Met rentevoeten die inmiddels de 3% aantikken, mediane aandelenrendementen die beginnen rond 8%, en een aandelenblootstelling voor jongeren van tussen 100% en 150%, zullen de premies al gauw met meer dan een kwart kunnen dalen. 30% premie nu wordt dan 22%. Zo’n €36 mrd aan middelloonpremie bij pensioenfondsen kan dan na transitie dalen naar €25 mrd.
Samengevat zijn de premies met een kwart verlaagd, de buffers merendeels aangewend voor verhoging van de (verwachte) uitkering of compensatie afschaffing doorsneesystematiek, en de koopkracht voor ingegane pensioenen is grotendeels ingeleverd.
Jongeren gaan er naar verwachting op vooruit, doordat zij bereid zijn meer risico te nemen. Daardoor kan de premie dalen en daalt hun zekerheidsperspectief van 97,5% naar een mediane 50% zekerheid. Anders gezegd: jongeren kunnen tevreden zijn dat er in het nieuwe stelsel gerekend mag worden met een verwacht rendement van tussen de 4 en 5% gemiddeld, en dat zij verlost zijn van die volatiele risicoloze rekenrente.
Marshmallow-effect
Na de transitie wordt de cruciale vraag of sociale partners weerstand kunnen bieden aan het marshmallow-effect. Dat effect trad op in psychologisch experiment waarbij kinderen kiezen tussen een onmiddellijke beloning van één marshmallow of, als ze de bevrediging uitstellen, een grotere beloning van twee marshmallows. Kunnen sociale partners, in een wereld met toenemende internationale concurrentie, de verleiding weerstaan om pensioenpremie in te ruilen voor loonruimte op de korte termijn?
DNB-statistiek leert ons dat de gemiddelde jaarlijkse premie per deelnemer in een middelloonregeling zo’n €6.900 bedraagt, in een premieregeling €2.400, en in een ppi €4.200. Na de transitie zal de druk om een uitkeringsdoelstelling in een premiestelsel te handhaven, geleidelijk wegvallen. Het risico is dan groot dat de genoemde premie van €36 mrd geleidelijk daalt naar zo’n €22 mrd of zelfs ver onder de €18 mrd kan uitkomen, als het huidig premieniveau van premieregelingen maatgevend blijkt voor de toekomst.
Volgens berekeningen van de minister levert het nieuwe pensioenstelsel met name als gevolg van de ‘genoeg-is-genoeg-regel’ in het huidig stelsel toch een hoger en koopkrachtiger pensioen op dan het huidig stelsel. Dat die vergelijking volstrekt mank gaat, schijnt noch de minister, DNB of de Eerste Kamer ook maar iets te interesseren. Het is als beweren dat een schildpad harder kan lopen dan een haas met een wettelijke snelheidsbeperking.
De vraag of Nederland in de top drie van beste pensioenlanden blijft met dit nieuwe stelsel lijkt hiermee wel beantwoord. Eet smakelijk op 30 mei, geen beschuit met muisjes, maar wel marshmallows.
Jos Berkemeijer is actuaris en voorzitter van de pensioencommissie van de Koepel Gepensioneerden
4 reacties
Geheel eens met deze zorg. Maar lagere premie geeft ook tijdelijk meer ruimte om degenen die er op achteruitgaan te compenseren. Het is natuurlijk ook ondenkbaar en niet evenwichtig om het in te varen vermogen te gebruiken voor die compensatie. De sociale partners moeten daar van afblijven. Die middelen moeten worden gebruikt om de indexatie achterstanden en kortingen ongedaan te maken. En waar mogelijk ook tien jaar terug nabetalingen te doen. Dat is pas evenwichtig!
Niet alleen kinderen, maar ook grote mensen kiezen maar al te vaak voor de snelle directe beloning (marshmallow).
Het eenmalig uitdelen van de gezamenlijke buffers om eerder te kunnen indexeren is op korte termijn fijn (een marchmellow) maar levert op lange termijn niet meer pensioenresultaat op. Meer beleggingsrisico doet dat gemiddeld genomen wel, maar het kan ook tegenzitten en de buffers zijn dan weg.
Als de totale premie-inleg van de huidige middelloonregelingen dan ook nog met een kwart zou dalen, hetgeen met het marschmellow effect in het achterhoofd zeker denkbaar is, dan zijn we als Nederland onze top-3 positie van beste pensioenlanden zeker kwijt.
Hoogte van premie is sterk afhankelijk van de rentestand. De premiedaling van 30% naar 22.5% is fors. Zou goed zijn om deze ook in bredere context te plaatsen en te vergelijken met de historisch premie%. De opgelopen premie% van de afgelopen jaren hebben we voor een groot deel te danken aan de ECB die de rente gedrukt heeft en in 1 jaar fors is opgelopen.
De Wet Toekomst Pensioenen maakt het mogelijk voor sociale partners om ‘in te varen’. Deze terminologie is m.i. een klassiek voorbeeld van framing door de politiek. Invaren heeft een positieve connotatie: een geldschip komt, na zware stormen onderweg, eindelijk de veilige haven binnenvaren.
In werkelijkheid zullen uitkeringsovereenkomsten van miljoenen deelnemers worden omgezet in merendeels solidaire premieregelingen. In het verleden toegezegd pensioen wordt omgezet in opgebouwd pensioenvermogen, waarbij het renterisico van het fonds naar de individuele deelnemers wordt overgeheveld. Voorstanders zullen daar tegenin brengen dat de in het verleden toegezegde pensioenen eigenlijk niet zeker waren, omdat daarin de mogelijkheid verscholen zat dat opgebouwde pensioenen in het uiterste geval werden afgestempeld. Maar dat neemt niet weg dat de risico’s voor de individuele deelnemers in de solidaire premieregeling eenvoudigweg groter zijn geworden. Tegenover hogere risico’s staan normaal gesproken hogere verwachte rendementen bij eenzelfde inleg. Dit zou in een perfecte wereld ook moeten gebeuren doordat verhoudingsgewijs meer in aandelen kan worden belegd onder het beoogde nieuwe stelsel. Maar ik onderschrijf de opinie van de auteur van dit stuk, dat de verleiding in goede beursjaren groot kan gaan zijn om de premies te gaan verlagen. Argumenten van onderhandelaars kunnen zijn: ‘maar de individuele pensioenvermogens staan er immers goed voor’. En: ‘wat als we de werkgeverspremie nu ietwat verlagen, om toch die inflatiecompensatie van de lonen budgettair mogelijk te maken’. Als onderhandelaar moet men dan meer dan gemiddeld actuarieel en financieel onderlegd zijn om hier weerwoord tegen te bieden. Resultaat: premies zullen worden verlaagd, totdat bij een volgende recessie de aandelenrendementen tegenvallen en de ECB de rente weer verlaagd. Dan gaan de eerste leeftijdscohorten met pensioen die toch aanmerkelijk minder pensioen krijgen dan waarop ze gerekend hadden. Waarna de roep in de politiek weer toeneemt om het pensioenstelsel weer aan te passen.
Daarnaast is het toegenomen renterisico voor het ene leeftijdscohort beter te dragen dan voor het andere leeftijdscohort.
Het is mijn inziens onbegrijpelijk dat het er nu naar uit ziet dat de Eerste Kamer dit wetsvoorstel lijkt aan te gaan nemen, ondanks de bezwaren die van alle kanten te horen zijn.