In het nieuwe stelsel lijkt het makkelijker regelingen op basis van de premiehoogte te vergelijken. Hans Rutten en Jacintha van Bijnen waarschuwen dat de premie bij een verzekerde regeling iets anders is dan bij een pensioenfonds.
Eén van de belangrijkste doelstellingen van de Wet toekomst pensioenen is dat het pensioen voor de werknemers begrijpelijker wordt. Met een jaarlijkse vaste inleg lijkt het voor deelnemers in eerste instantie ook veel duidelijker. Iedereen snapt toch dat een beschikbare premie van 25% hoger en dus beter is dan 15%? Toch blijkt in de communicatie verwarring te ontstaan doordat niet alle partijen dezelfde definitie hanteren voor premie. Hierdoor vergelijkt een werknemer mogelijk appels met peren bij de vergelijking van zijn of haar pensioen binnen het arbeidsvoorwaardenpakket.
Netto premie
Bij de opkomst van de beschikbare premieregelingen (nog met een leeftijdsafhankelijke stijgende inleg) vanaf eind jaren negentig ontstond deze discussie ook al. Om de premie-inleg voor deelnemers inzichtelijk en vergelijkbaar te maken, heeft de AFM er al snel op aangedrongen in de communicatie over te gaan op de daadwerkelijk spaarpremie als beschikbare premie. Elementen in de premie die geen onderdeel van de beleggingen vormen, zoals administratiekosten en de premies voor het afdekken van risico’s bij overlijden of arbeidsongeschiktheid, worden sinds 2015 buiten deze netto beschikbare premie gehouden.
Bij verzekerde pensioenregelingen van verzekeraars en ppi’s was deze methode daardoor ook al vóór de Wtp algemeen in gebruik. Nu ook de pensioenfondsen overstappen op beschikbare premieregelingen, steekt deze discussie weer de kop op. In de transitieplannen over de bereikte akkoorden ligt bij de pensioenfondsen sterk de nadruk op de bruto beschikbare premie, waaruit nog administratiekosten en de premies voor het afdekken van risico’s bij overlijden en arbeidsongeschiktheid worden betaald. Uit de transitieplannen van de grote bedrijfstakfondsen kan worden afgeleid dat het verschil tussen de vermelde bruto premie en de netto premie die wordt belegd gemiddeld 5%-punt is.
Hoogte werknemersbijdragen
Als we echt willen dat werknemers een eerlijke vergelijking kunnen maken tussen de diverse regelingen, moet er ook meer transparantie komen over de hoogte van de werknemersbijdragen. Dit element is voor veel werknemers niet duidelijk. Uiteindelijk is het van belang dat de werknemer objectief kan beoordelen wat de werkgever voor hem of haar inlegt, en welk deel uit de eigen portemonnee komt.
De gemiddelde werknemersbijdrage in onze portefeuille is 4% van de pensioengrondslag bij verzekerde beschikbare premieregelingen. Bij de grote bedrijfstakfondsen leggen de werknemers wel tot 10% van de pensioengrondslag zelf in. Zonder verdere uitleg aan de deelnemer verstoort ook dit verschil de onderlinge vergelijkbaarheid van de nieuwe regelingen.
Geen zuivere vlakke premie
Een deel van het probleem lijkt te zijn dat de pensioenfondsen geen zuivere vlakke premie toezeggen. De netto inleg in de (persoonlijke) pensioenpotjes is het resultaat van de bruto premie, verminderd met de kosten en risicopremies. De netto inleg voor de pensioenopbouw kan daardoor jaarlijks fluctueren. Waarom is het moment niet aangegrepen om – in navolging van de praktijk in de verzekerde markt – de netto beschikbare premie vast toe te zeggen, met een opslag voor kosten en risicopremie daarbovenop?
Ingewikkeld
Werkgevers die ervoor hebben gekozen een vrijstelling van deelname aan de regeling bij een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds aan te vragen, moeten aantonen dat hun eigen regeling minimaal gelijkwaardig is aan de regeling die geldt bij dat bedrijfstakfonds.
In het Besluit dat op de rekenregels voor het aantonen van deze gelijkwaardigheid toeziet, is het verschil tussen de bruto en de netto beschikbare premie gelukkig onderkend. De vergelijking moet volgens het Besluit plaatsvinden op basis van de feitelijke inleg in de persoonlijke pensioenpotjes. Toch komt het onnodig ingewikkeld over. Als bedrijfstakfondsen de toezegging op een zuivere beschikbare premie baseren, wordt een vergelijking van gelijkwaardigheid ook hier veel eenvoudiger.
Ook de eigen bijdrage van de werknemers verstoort een eerlijke vergelijking. Stel dat een werkgever de beschikbare premieregeling voert, omdat dit bedrijf een vrijstelling van de bedrijfstakregeling heeft. Het bedrijfstakfonds kent een (netto) premie van 20% en een eigen bijdrage voor de werknemers van 10%. Hoewel de werkgever in de eigen regeling 15% (netto) aan de werknemers beschikbaar stelt, zónder eigen bijdrage, wordt de regeling van deze werkgever gekwalificeerd als minderwaardig.
Wie het begrijpt, mag het deze werkgever gaan uitleggen. Of aan de werknemers, die mogelijk opeens verplicht worden een deel van hun inkomen in te leggen in de pensioenregeling.
Vandaar dat wij pleiten voor een transparante vergelijking van regelingen op basis van de netto premie ingelegd door de werkgever. Pas dan is sprake van een begrijpelijker pensioenen.
Hans Rutten en Jacintha van Bijnen werken beiden bij Aon.
Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
U moet ingelogd zijn en een geldig abonnement hebben om een reactie te mogen plaatsen.