Direct naar inhoud

Sector woningcorporaties gebruikt reserve om inflatie bij te houden — artikel bevat een betaalmuur

Dit artikel heeft een betaald toegangsblok, wat betekent dat je een deel van de inhoud pas kunt lezen als je bent ingelogd en een geldig abonnement hebt.

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd: 3 april 2024

Werkgevers en vakbonden in de woningcorporatiesector kiezen bij de transitie voor een forse eerste storting in de solidariteitsreserve. Daarmee willen ze het pensioen waardevast houden.

Dat blijkt uit het transitieplan voor het pensioenfonds voor de woningcorporaties dat vorige week is gepubliceerd. Sociale partners willen per begin 2026 overstappen naar een solidaire premieregeling. Het transitieplan ligt ter beoordeling bij de achterban van de vakbonden en bij de leden van corporatiekoepel Aedes.

Nieuwbouw in Rotterdam. Foto: ANP

De initiële storting in de solidariteitsreserve bedraagt 15% van het fondsvermogen bij een invaardekkingsgraad van 136% of hoger. Bij een dekkingsgraad van 126% is de storting in de reserve 10% en die neem toe met een half procentpunt bij elke procentpunt hogere invaardekkingsgraad, tot maximaal 15%.

In geen enkel transitieplan dat tot nu toe is gepubliceerd, is de maximale eerste storting in de reserve zo hoog als bij het fonds voor de woningcorporaties. Alleen ABP komt in de buurt met een storting van 10% bij een invaardekkingsgraad van 125%. Bij BpfBouw kan de solidariteitsreserve weliswaar groeien tot maximaal 15%, maar bedraagt de eerste storting maximaal 7%. De kans dat er bij de woningcorporaties meteen 15% wordt gestort is niet ondenkbaar, gegeven de dekkingsgraad eind februari van 131%.

Waardevast

Als verklaring voor de hoge aanvangsreserve wijzen sociale partners op enerzijds de uitkomsten van het risicopreferentieonderzoek en anderzijds op de doelstelling om het pensioen waardevast te houden. Uit dat onderzoek komt naar voren dat oudere deelnemers risicoavers willen beleggen. 

Na de transitie is het percentage aan risicovolle beleggingen 40% voor een deelnemer van 67 jaar en loopt af naar 10% voor een gepensioneerde van 100 jaar, zo schrijven werkgevers en bonden in een brief aan de gepensioneerdenvereniging Volkshuisvester Pensioen. ‘Met deze beperkte hoeveelheid is het onmogelijk om het pensioen waardevast te houden’, aldus de brief. De gepensioneerden hadden in hun hoorrechtbijdrage gevraagd of een reserve van 15% wel nodig was.

Om een waardevast pensioen te kunnen bieden, willen sociale partners niet alleen voorkomen dat de pensioenvermogens dalen en fors negatief overrendement voor jongere deelnemers compenseren. Ook willen zij jaarlijks 5% van de solidariteitsreserve ‘uitdelen’ aan de deelnemers in het geval de reserve hoger is dan 7,5% van het fondsvermogen. 

Bij een solidariteitsreserve van 15% betekent dit dat het collectieve pensioenvermogen van de deelnemers jaarlijks in elk geval met 0,75% worden aangevuld vanuit de reserve. Niet iedereen krijgt bij dit uitdelen hetzelfde: op basis van de gebruikte beschermingsrendementstaffel krijgen ouderen meer dan jongeren. Sociale partners wilden geen verdere toelichting geven.

Inzet egalisatiereserve

Voor de compensatie van de afschaffing van de doorsneesystematiek gaan sociale partners uit van 5% van het fondsvermogen. Ook dat is vergeleken met andere transitieplannen veel; vaak is het rond de 3%. Is de invaardekkingsgraad lager dan 111% dan doen sociale partners voor de compensatie een beroep op de huidige egalisatiereserve van het pensioenfonds. Bij een invaardekkingsgraad van 111% of hoger, gebruiken sociale partners de egalisatiereserve voor een extra toeslag aan actieve deelnemers. Volgens hen hebben actieven de egalisatiereserve gevuld en moet die reserve, die na de transitie komt te vervallen, ook weer aan actieven worden uitgekeerd.

Verder stellen sociale partners bij het invaren fondsvermogen beschikbaar voor indexatie, hoewel in het transitieplan geen expliciete link naar inhaalindexatie wordt gelegd. Vanaf een dekkingsgraad van 112% wordt 2% geïndexeerd voor mogelijke inflatie in 2025. 

Bij een invaardekkingsgraad tussen 114% en 118% is er een generieke indexatie voor iedereen, maar gepensioneerden krijgen dat niet in één keer uitgekeerd. Hun indexatiedeel komt in een ‘spreidingsbuffer’, aldus het verdelingsschema in het transitieplan. Het wordt uit het schema niet duidelijk over hoeveel jaar de indexatie vervolgens wordt uitgesmeerd. Als reden geven sociale partners dat anders de verwachte verhoging in 2027 te laag is.

Delen op sociale media

Gerelateerde artikelen

U moet ingelogd zijn en een geldig abonnement hebben om een reactie te plaatsen.