Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
4 reacties
Compensatie voor gemiste indexatie had al veel eerder gekund als de Staat de EU-pensioenrichtlijnen IORP I en II correct had geïmplementeerd in de nationale pensioen wet- en regelgeving.
Zo zijn de voorschriften voor de technische voorzieningen (de pensioenverplichtingen) uit artikel 15 lid 2 IORP I resp. artikel 13 lid 2 IORP II onjuist overgenomen in het in de Pensioen en Spaarfondsenwet (PSW), in 2007 opgevolgd door de Pensioenwet.
De in voornoemde artikelen van de EU-richtlijnen vermelde strenge eisen gelden namelijk voor pensioenfondsen die “pensioenregelingen uitvoeren en dekking bieden tegen biometrische risico’s of een garantie bieden met betrekking tot hetzij het beleggingsrendement, hetzij een bepaalde hoogte van de uitkeringen….”
De Nederlandse pensioenfondsen voeren pensioenregelingen uit, waarbij alle risico’s (zoals het langleven risico en de beleggingsrisico’s) bij de collectiviteit van de deelnemers liggen. Bovendien hebben pensioenfondsen – ook in de PSW – nooit garanties op de hoogte van de pensioenuitkeringen gegeven. In het uiterste geval konden – en kunnen – pensioen gekort worden.
Juist vanwege deze karakteristiek van de Nederlandse pensioenfondsen – zij voeren collectief beschikbare premieregelingen (CDC-regelingen) uit zijn die strenge bepalingen uit IORP I en II inzake de vaststelling van de pensioenverplichtingen NIET op deze fondsen van toepassing.
Conclusie:
Indien de Staat voornoemde bepalingen uit de EU-pensioenrichtlijnen IORP I en II correct had omgezet in de Nederlandse pensioen wet- en regelgeving, hadden nagenoeg alle pensioenfondsen hun indexatieambities gewoon kunnen realiseren. Dan waren de meeste gepensioneerden nu niet geconfronteerd met een koopkrachtverlies van 20 à 25% sinds 2008.
wordt vervolgd.
Daarnaast zijn ook de EU-voorschriften met betrekking tot het gebruik van derivaten onjuist in de Nederlandse pensioenwet- en regelgeving overgenomen.
De EU-richtlijnen IORP I en II schrijven voor dat “beleggingen in derivaten zijn toegestaan voorzover deze bijdragen tot een vermindering van het beleggingsrisico of een doeltreffend portefeuillebeheer vergemakkelijken. Dergelijke beleggingen moeten op een prudente basis worden gewaardeerd, met inachtneming van de onderliggende activa, en moeten mede in aanmerking genomen worden bij de waardering van de activa van de instelling.”
In artikel 13.4 van het FTK en van het nFTK is over beleggingen in derivaten vermeld: “Beleggingen in derivaten zijn toegestaan voor zover deze bijdragen aan een vermindering van het risicoprofiel of een doeltreffend portefeuillebeheer vergemakkelijken. Het fonds vermijdt een bovenmatig risico met betrekking tot een en dezelfde tegenpartij en tot andere derivatenverrichtingen.”
Twee essentiële verschillen blijken uit de vergelijking van deze beide teksten. Het eerste essentiële verschil is dat het woord “BELEGGINGSRISICO” in artikel 18.1.d uit IORP I resp. artikel 19.1.e. uit IORP II is vervangen door het woord “RISICOPROFIEL” in artikel 13.4 van het FTK en van het nFTK. Het tweede essentiële verschil is dat de tweede regel in artikel 18.1.d uit IORP I resp. artikel 19.1.e. uit IORP II: “Dergelijke beleggingen moeten op een prudente basis worden gewaardeerd, met inachtneming van de onderliggende activa, en moeten mede in aanmerking genomen worden bij de waardering van de activa van de instelling”, niet is overgenomen in artikel 13.4 van het FTK en van het nFTK.
In IORP I en IORP II blijkt een nadrukkelijke relatie tussen het gebruik van derivaten en het doel om het beleggingsrisico van de onderliggende activa te verminderen. In Nederland gebruiken fondsen op grote schaal derivaten om de financiële gevolgen van de mutaties in de DNB-RTS op de technische voorziening te beperken. Nederland wijkt hiermee duidelijk af van de IORP I en IORP II en Nederland staat fondsen toe om derivaten voor meer en andere doeleinden te gebruiken dan is toegestaan in IORP I en IORP II.
De geleerde dames en heren die aan Netspar verbonden zijn, kennen de EU-pensioenrichtlijnen uiteraard ook. Het is dan ook verwonderlijk dat zij al vanaf de implementatiefase van die richtlijnen in de Nederlandse PSW resp. de PW nietb geageerd hebben over de incorrecte implementatie van de hiervoor genoemde bepalingen. Zou wellicht het netwerk van partners dat aan Netspar verbonden is (waaronder 4 ministeries en DNB + enkele grote verzekeraars) er iets mee te maken kunnen hebben?.
” In het huidige pensioenstelsel is immers niet vastgelegd van wie het geld is, alleen op welke uitkering mensen recht hebben.”
Wat een bijzondere zin als je er over nadenkt als werknemer wiens uitgestelde loon wordt betaald aan een pensioenfonds. En die uitkeringsrechten zijn, zo blijkt, erg flexibel. Niks rechten dus…