Sociale partners in de vleesverwerkende industrie hebben gekozen voor de solidaire premieregeling. Ze willen zo snel mogelijk over, als het kan al per 1 januari 2024.
Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
6 reacties
Vraag is of de slapers en gepensioneerden een gewogen stem hebben in deze keuze van de werknemers/deelnemers. Die groep zit ook niet te wachten op meer risico’s. Blijkbaar heeft het fonds ook (nog) niet gecontroleerd of die groepen, die vermoedelijk de meerderheid vormen in aantal en vermogen, ook kiezen voor deze solidaire premieregeling met leverage. De sociale partners laten de nieuwe regeling ook uitvoeren door VLEP. Is daar een aanbesteding aan vooraf gegaan? En tellen de slapers en gepensioneerden mee bij het draagvlak voor kleine en grote verplichtstelling?
Eens Louis, slapers en gepensioneerden zijn maar zeer beperkt in staat invloed uit te oefenen op een wijziging van hun pensioenregeling. Zeker voor gepensioneerden is dat zuur omdat het nog maar de vraag is of hun maandelijkse uitkering die nu wordt genoten op termijn tenminste nominaal gelijk zal blijven. Dat de uitkering hoger kan worden in een solidair contract valt nog te bezien. Op zijn minst is gedegen en eerlijke voorlichting hier extra van belang.
Eens Louis en Roland,
Het proces van keuze voor de solidaire regeling is in dit geval een schoolvoorbeeld van waarom de Governance bij de invoering van het pensioenstelsel op de schop moet.
‘Wij hebben vrij jonge deelnemers, maar door onze actuele dekkingsgraad van 98% zijn wij in het huidige ftk gedwongen om defensief te beleggen. De beleggingsmix is nu 60% vastrentend en 40% zakelijke waarden. Bij ons deelnemersbestand past eerder een omgekeerde verhouding.’ Aldus Vlep-werknemersvoorzitter John Klijn.
Wat bij dit – en andere fondsbesturen – speelt is, dat men te laf is om tegen DNB te zeggen dat zij zich niet zullen houden aan de op onjuiste uitgangspunten berustende Pensioenwet (PW). Zo bevatten de rekenmodellen van DNB waarmee de DNB-RTS wordt bepaald, ernstige fouten.
Geef uitvoering aan de EU-pensioenrichtlijnen. Deze EU-pensioenrichtlijnen zijn van hogere (rechts)orde dan de PW.
Als zij zou durven, kan het bestuur van Vlep – met verwijzing naar art. 19 lid 6 IORP II (de actuele pensioenrichtlijn) – uitvoering geven aan het door haar gewenste beleggingsbeleid.
Kortom: bestuur Vlep – en overige bestuurders van pensioenfondsen: verschuil u niet achter een ondeugdelijke PW – want: gebaseerd op onjuiste uitgangspunten en strijdig met EU-pensioenrichtlijnen – maar houdt u aan het IORP II.
Bereken uw technische voorzieningen op basis van actuariële grondslagen, rekening houdend met de gerealiseerde en toekomstige rendementen op uw beleggingen (art. 13 lid 4 IORP II) en voer uw eigen beleggingsbeleid overeenkomstig met art. 19 IORP II.
Maak eens een proefberekening van de technische voorzieningen door actuariële waarderingsgrondslagen toe te passen. Grote kans dat u dan kunt rekenen met een discontovoet van 2,5 à 3%. Dat betekent dat u t.o.v. de DNB-RTS van ca. 0,5 % en uw dekkingsgraad van 98% die dekkingsgraad ziet stijgen met 40 tot 50 procentpunten naar ca. 145%. (Het CPB heeft berekend dat 1%-punt verschil in rekenrente leidt tot 20%-punten verschil in dekkingsgraad)
Doorbreek de toezicht-terreur van DNB die feitelijk gebaseerd is op drijfzand.
Misverstand. De IORP richtlijn geeft de lid-staten de mogelijkheid een stringenter beleid te voeren.
Het is inderdaad mogelijk om onder dat (veel) ingrijpender beleid van DNB uit te komen, maar daarvoor is een verhuizing naar een andere lid-staat nodig. Traditioneel zullen de vakbonden daar tegen zijn, omdat ze schijnen te denken dat hun macht aan de Nederlandse grens ophoudt. Niets is ooit eenvoudig.
Naarmate een richtlijn dwingender is geformuleerd, neem de ruimte van eigen interpretatie van lidstaten af.
In overweging 40, 2e volzin van IORP II staat “De technische voorzieningen moeten derhalve worden berekend op basis van erkende actuariële methoden en door een actuaris of door een andere deskundige op dat gebied worden gewaarmerkt.
Deze overweging wordt nader uitgewerkt in art. 13 lid 4 a: “a) het minimumbedrag van de technische voorzieningen wordt berekend aan de hand van een voldoende prudente actuariële waardering, rekening houdend met alle verplichtingen inzake uitkeringen en inzake bijdragen, overeenkomstig de door de IBPV uitgevoerde pensioenregeling”.
Correcte omzetting van IORP II in de PW maakt het pensioenakkoord en de voorstellen voor de WTP in één klap overbodig.