Bij db-pensioenfondsen wordt het langlevenrisico standaard gedeeld door alle deelnemers. Dat kan bij een sterke stijging van de levensverwachting nadelig uitpakken voor tachtigplussers. Een andere verdeling van het macrolanglevenrisio kan dit effect afzwakken.
Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
2 reacties
Waarom kennen we geen wetenschappelijke toezichthouder die instituten als Netspar kunnen diskwalificeren omdat een aantal (hoog)geleerde heren en dames er zich niet voor generen om aan de lopende band publicaties te produceren waarvan bij nader inzien blijkt dat die publicaties moeten worden beschouwd als quasi-werenschappelijke oprispingen volgens de regel: wiens brood men eet, diens woord men spreekt? Doel van deze publicaties: het dienen van de belangen van werkgevers (de overheid voorop) en verzekeraars door telkens te hameren op het belang van individuele pensioenpotjes.
Het is zorgelijk dat wetenschappers omwille van de smeer de (pensioen)kandeleer likken die de overheid en de verzekeringssector hen voorhouden.
Wetenschappelijk is immers bewezen dat individuele pensioenpotjes tot fors lagere pensioenuitkering zullen leiden (onderzoek door nota bene DNB!).
Hoewel ik het rapport nog niet gelezen heb, lijkt bovenstaande niet echt “de oplossing” en in diverse gevallen helemaal geen oplossing. Denk bijvoorbeeld aan een fonds met veel gepensioneerden en nog maar weinig premiebetalers.
Enige tijd terug heb ik een artikel gepubliceerd waarin ten aanzien van dit punt wel een oplossing staat. Onderstaand een deel uit dat artikel.
Langlevenrisico
Dit is een onvoorspelbaar risico, dus het enige wat iedere uitvoerder kan doen is hele hoge voorzieningen vormen. En als die voorzieningen uiteindelijk toch onvoldoende blijken te zijn, omdat we door nieuwe medische ontwikkelingen langer leven dan verwacht, dan gaat de uitkering toch omlaag.
Langlevenrisico moet je dus niet op pensioenfonds- of verzekeringsniveau opvangen, maar moeten we met zijn alleen dragen (= heel Nederland). Je zou dat kunnen vergelijken met de ziektekosten: de normale kosten moet jezelf dragen (zitten in de premie en risico’s liggen bij ziektekostenverzekeraars), maar langdurige intensieve zorg dragen we met zijn allen.
Mijn voorstel is dan ook dat het aanvullend pensioen slechts in een uitkering behoeft te zien gedurende een periode van (bijvoorbeeld) 20 jaar vanaf het moment dat voor iemand de reguliere AOW-leeftijd ingaat.
Dus: is jouw AOW-leeftijd 67 jaar, dan moet het aanvullend pensioen voorzien in een uitkering tot 87 jaar. Daarna krijg je bovenop de AOW een aanvullende uitkering ter grootte van het aanvullend pensioen dat je voorheen ontving (noem het maar AOW-plus). Hier zou ik wel een maximum aan willen verbinden van bijvoorbeeld € 24.000 op jaarbasis. De AOW is gemaximeerd aan het minimumloon; de AOW-plus aan bijvoorbeeld anderhalf keer het minimumloon.
Mensen die een hoger aanvullend pensioen hebben dan het maximum van de AOW-plus, moeten zelf iets anders (aanvullends) regelen. Kan een mooi product zijn voor verzekeraars. Ze kunnen natuurlijk ook verder niets regelen en tevreden zijn met een uitkering van anderhalf keer het minimumloon, plus de AOW. Als de AOW-leeftijd stijgt, dan komen die nieuwe AOW-gerechtigden pas in aanmerking voor een AOW-plus uitkering 20 jaar nadat hun AOW-leeftijd is ingegaan (dus AOW-leeftijd 68, dan pas vanaf 88 jaar).
Hoe financieren?
Deel uit kortleven: zie hierna
Rest uit omslagpremie c.q. belastingen: hoeveel kosten daarmee gemoeid zijn moet nader onderzocht worden, maar door te schuiven met de hoogte van de AOW-plus uitkering en het moment waarop die ingaat (hierboven 20 jaar na ingang AOW), is dat te beïnvloeden.