Niet eerder stond het ‘beste pensioenstelsel ter wereld’ voor zo’n grote verbouwingsoperatie. Uiterlijk 2026 moet de transformatie klaar zijn: naar een stelsel gebaseerd op premies, niet op uitkeringen. Op verwachtingen in plaats van beloftes. Drie pensioenfondsbestuurders over wat de fondsen en hun deelnemers te wachten staat.
Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
5 reacties
Geachte heren Borgdorff, Uçar en Van der Kolk en andere bestuurders van pensioenfondsen
Zoals het u ongetwijfeld bekend is, is de EU-pensioenwetgeving, vastgelegd in de richtlijn IORP II, van hogere orde dan de pensioenwetgeving van de individuele lidstaten.
Dit zo zijnde, doet u er beter aan uw administratieve systemen – voor zover noodzakelijk – in te richten op de in voornoemde richtlijnen vermelde verplichtingen.
Dat betekent onder meer dat uw fondsen moeten voldoen aan:
• Overweging 29: Ter bescherming van deelnemers en pensioengerechtigden is vereist dat IBPV’s hun activiteiten beperken tot de activiteiten die in deze richtlijn worden genoemd en de daaruit resulterende werkzaamheden.
• Overweging 32: IBPV’s zijn pensioeninstellingen met een sociaal doel die financiële diensten aanbieden. Deze instellingen mogen echter niet als louter financiële instellingen worden behandeld. Hun sociale functie en de driehoeksverhouding tussen de werknemers, de werkgevers en de IBPV moeten naar behoren worden onderkend en ondersteund als leidende beginselen van deze richtlijn.
• Overweging 40: Een prudente berekening van de technische voorzieningen is van wezenlijk belang om ervoor te zorgen dat zowel op korte als op lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan worden voldaan. De technische voorzieningen moeten derhalve worden berekend op basis van erkende actuariële methoden en door een actuaris of door een andere deskundige op dat gebied worden gewaarmerkt.
• Overweging 45: IBPV’s zijn beleggers op zeer lange termijn. De door deze IBPV’s aangehouden activa mogen in de regel niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan ter verstrekking van pensioenuitkeringen. Bovendien moeten IBPV’s, om de rechten van deelnemers en pensioengerechtigden afdoende te beschermen, kunnen kiezen voor een allocatie van activa die strookt met de specifieke aard en de looptijd van hun verplichtingen. Daarom is efficiënt toezicht vereist, alsook een benadering van de beleggingsregels die IBPV’s voldoende flexibiliteit biedt om het veiligste en doelmatigste beleggingsbeleid te kiezen en hen verplicht prudent te handelen. Naleving van de „prudent person”-regel vereist derhalve een beleggingsbeleid dat is toegespitst op de deelnemersstructuur van de afzonderlijke IBPV.
WORD VERVOLGD
VERVOLG
• Overweging 81: Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I,deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.
• Art. 64 lid 1: De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 13 januari 2019 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van de tekst van deze bepalingen.
• Art. 13 lid 4a en b:
a) het minimumbedrag van de technische voorzieningen wordt berekend aan de hand van een voldoende prudente actuariële waardering, rekening houdend met alle verplichtingen inzake uitkeringen en inzake bijdragen, overeenkomstig de door de IBPV uitgevoerde pensioenregeling. Het moet voldoende zijn om te waarborgen dat de uitbetaling van reeds verschuldigde pensioenen en uitkeringen aan de pensioengerechtigden kan worden voortgezet, en om de verplichtingen te weerspiegelen die voortvloeien uit de opgebouwde pensioenrechten van de deelnemers. De economische en actuariële hypothesen die voor de waardering van de passiva zijn gehanteerd, moeten eveneens op prudente wijze worden bepaald, waarbij een redelijke marge voor negatieve afwijkingen in acht moet worden
genomen, indien van toepassing;
b) de toegepaste maximale rentepercentages moeten op prudente wijze worden bepaald, volgens alle toepasselijke voorschriften van de lidstaat van herkomst. Bij de bepaling van die prudente rentepercentages wordt rekening
gehouden met:
i) het rendement van de overeenkomstige activa die door de IBPV worden beheerd en met de verwachte beleggingsopbrengsten;
ii) de marktrendementen van kwalitatief hoogwaardige obligaties, staatsobligaties, obligaties van het Europees Stabiliteitsmechanisme, obligaties van de Europese Investeringsbank (EIB) of obligaties van de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit, of
iii) een combinatie van i) en ii);
Marktwaardering is een onbekend begrip in de EU-richtlijn. Het toezicht van DNB, dat gebaseerd is op marktwaardering van de technische voorzieningen en de RTS (risicovrije marktrente), is derhalve strijdig met deze richtlijn en dus verboden.
Kortom: voer de EU-richtlijn uit en heb maling aan het toezicht van DNB. U kunt per direct de pensioenopbouw van de deelnemers en de ingegane pensioenen gaan indexeren; in veel gevallen met terugwerkende kracht.
De Pensioenwet deugt niet – want in strijd met de EU-richtlijn – en de uitwerking van het pensioenakkoord gaat zelfs nog stappen verder in de strijdigheid met de EU-richtlijn.
EN DAN NOG DIT:
Het toezicht van DNB op pensioenfondsen is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
• De nominale pens0ioenaanspraken zijn gegarandeerd,
• Pensioenfondsverplichtingen worden op marktwaarde gewaardeerd.
DNB heeft deze uitgangspunten nader uiteengezet in de notitie uit 2004 ‘De consequenties van fair value bij pensioenfondsen’, met als ondertitel: een analyse met het DNB pensioenmodel PALMNET.
“Onder marktwaardering, of fair value, van pensioenfondsverplichtingen verstaan we de methode van waarderen waarbij de waarde gebaseerd wordt op verhandelbare claims die dezelfde uitbetaling geven als de aangegane verplichtingen. Voor de pensioensector is inmiddels in het hoofdlijnenakkoord en nieuwe FTK expliciet gekozen voor een bepaling van verplichtingen op basis van
marktwaarde, waarbij de nadruk wordt gelegd op gegarandeerde (nominale) rechten.”
De PALMNET-notitie is verwerkt door toenmalig minister Arend Jan de Geus in zijn wetsvoorstel voor de Pensioenwet (PW). In art. 126 lid 3 van de PW wordt verwezen naar het FTK/nFTK: “ Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze van berekening van het minimum bedrag van de technische voorzieningen, de daarbij in acht te nemen voorzichtigheidsmarges en kunnen regels worden gesteld over de frequentie waarmee de technische voorzieningen worden berekend.”
Echter:
1. Fondsen kunnen de nominale verplichtingen niet garanderen
Verzekeraars hebben geen wettelijke mogelijkheid om pensioenaanspraken en -rechten te korten, terwijl pensioenfondsen die mogelijkheid ingevolge artikel 134 van de PW wel hebben. Aldus De Hoge Raad. Die heeft met het arrest ECLI:NL:HR:2019:2035 van 20 december 2019 het cassatieberoep van PMT tegen het arrest van het Gerechtshof Den Haag ECLI:NL:GHDHA:2018:958 van 8 mei 2018 verworpen.
WORDT VERVOLGD
VERVOLG
2. Berekening van deze zgn. gegarandeerde nominale verplichtingen op marktwaardering
In beide EU Pensioenrichtlijnen wordt deze berekeningsmethodiek op marktwaardering niet genoemd en is daarmee dus niet toegestaan. Deze methodiek is ook niet logisch, omdat in de EU geen gereguleerde markt bestaat, waarop fondsen hun verplichtingen geheel of gedeeltelijk kunnen verhandelen. Bovendien mogen fondsen als schuldenaren hun verplichtingen niet verhandelen, zonder toestemming van de schuldeisers/crediteuren. Verder geldt dat de schuldeisers/ crediteuren, zijnde de deelnemers en pensioengerechtigden, hun pensioen-aanspraken dan wel –rechten ook niet mogen verhandelen.
CONCLUSIE: Zowel de PW als het toezicht van DNB is gebasserd op drijfzand, want strijdig met de EU-pensioenwetgeving in richtlijn IORP II
Wat weerhoudt de bestuurders van pensioenfondsen om zich te houden aan de – hogere – wetgeving van de EU? waarom lappen zij het toezicht van DNB niet aan hun laars? Angst voor aftoetsing door DNB als bestuurder van een financiële instelling? M.i. waagt DNB zich niet aan z’n procedure omdat ze dan aan het kortste – juridische – eind trekt.