De vergelijking van beleggingsprestaties van passief beleggende pensioenfondsen met benchmarks zegt weinig. Data-analist Anton Kramer vindt dat fondsen hun behaalde rendement moeten afzetten tegen het rendement om de nominale toezegging te kunnen uitbetalen. ‘Ook in het nieuwe stelsel biedt dat meer inzicht.’
In deze periode waarin pensioenfondsen hun jaarverslagen publiceren, moeten deelnemers zich een beeld kunnen vormen van het beleggingsbeleid van hun fonds. Wie de vergelijking van de behaalde resultaten met de benchmarks bestudeert, komt al snel tot de conclusie dat fondsen het prima gedaan hebben. De verschillen met de benchmark zijn doorgaans gering.
Volgens Anton Kramer van adviesbureau OverRendement zeggen deze tabellen vrijwel niets. ‘Het is logisch dat de behaalde rendementen nauwelijks afwijken van de benchmarks’, aldus Kramer. ‘Bijna alle fondsen beleggen passief ten opzichte van de benchmark. Ze volgen een of andere index. Die indices zijn onderdeel van de strategische benchmark, de samengestelde benchmark voor de gehele portefeuille. Afwijkingen van een benchmark zijn doorgaans alleen interessant als een fonds een echte actieve belegger is.’ Het aantal fondsen dat actief belegt slinkt nog steeds.
Eigen index
Een andere reden waarom een vergelijking met een benchmark weinig informatieve waarde heeft, is dat fondsen steeds vaker beleggen volgens een index die ze zelf hebben ontwikkeld, samen met een vermogensbeheerder. Op die manier willen ze esg-doelen inbouwen in het beleggingsbeleid. Die zelfgemaakte indices worden vervolgens onderdeel van de strategische benchmark, waardoor het behaalde rendement voor dat deel van de portefeuille automatisch gelijk is aan de benchmark.
Een ander pijnpunt bij de communicatie over beleggingen is volgens Kramer dat de grote invloed van renteafdekking buiten beeld blijft. ‘Als de afdekking al deel uitmaakt van de benchmark, dan zijn het afdekkingspercentage van portefeuille en benchmark vrijwel aan elkaar gelijk. De rendementen zullen dan in lijn zijn met de benchmark, maar hebben wel een grote invloed op het totale beleggingsresultaat’, aldus Kramer.
Volgens Kramer bewijzen pensioenfondsen hun deelnemers, verantwoordingsorgaan en raad van toezicht geen dienst door het rendement af te zetten tegen de strategische benchmark. ‘Ze kunnen op grond van die informatie geen oordeel vellen over het beleggingsbeleid. Het is zinvoller het behaalde rendement af te zetten tegen benodigde rendement voor het nominale pensioen. Bij mijn weten doet alleen pensioenfonds Hoogovens dat al vele jaren. Meer recent volgden enkele andere fondsen, zoals PMT en Koopvaardij.’
Het benodigde rendement verschilt per fonds. Het is afhankelijk van de samenstelling van de deelnemerspopulatie. Veel jongeren betekent bijvoorbeeld dat het fonds gevoeliger is voor renteschommelingen. Ook de ambitie van het fonds heeft invloed. Hoe hoger het fonds de lat legt qua indexatie, des te hoger het benodigde rendement.
Volgens Kramer lag het benodigde rendement voor de nominale pensioentoezegging bij de meeste fondsen over de afgelopen zestien jaar ergens tussen de 4% en 5%. De eventuele indexatieambitie moet hier nog bij worden opgeteld.
Vergelijking
Kramer heeft de fondsen ABN Amro en Medewerkers Apotheken met elkaar vergeleken omdat die allebei benchmarkdata hebben gepubliceerd die teruggaan tot en met 2007.
Uit die vergelijking komt naar voren dat het bankfonds het structureel beter heeft gedaan dan het bedrijfstakfonds. Dat valt ook af te leiden uit de verleende indexatie en de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Pensioenfonds ABN Amro heeft geen indexatieachterstand, terwijl Medewerkers Apotheken een achterstand heeft van tientallen procenten. De dekkingsgraad van ABN Amro staat vrijwel op hetzelfde niveau als eind 2006, die van Medewerkers Apotheken halveerde in dezelfde periode van 199% naar 100% eind 2022.
Dit illustreert volgens Kramer waarom de huidige benchmarks weinig zeggen over de prestaties van de fondsen. ‘Beide fondsen presteerden elk jaar vrijwel gelijk aan de benchmark en toch is er een groot verschil. Dit laat zien dat het belangrijker is te kijken of het een fonds lukt op de langere termijn het benodigde rendement te behalen.’
Nieuwe stelsel
Het gebruik van het benodigde rendement als benchmark voor de totale portefeuille is volgens Kramer niet alleen onder de huidige regels een verbetering. ‘Ook na invoering van het nieuwe stelsel biedt dat de deelnemer veel meer houvast. Het is anders lastig voor een deelnemer om in te schatten of een pensioenfonds zijn beleggingsdoelen wel behaalt.’
Dat is bijvoorbeeld het geval bij het projectierendement dat fondsen gaan hanteren bij de uitkering. Kramer: ‘Zodra het beleggingsrendement lager is dan dat projectierendement, weet de deelnemer dat de kans op indexatie gering is.’
Kramer juicht het toe als fondsen op deze manier informatie gaan verstrekken over hun beleggingsresultaten. ‘Sommige fondsen geven al inzicht in het benodigde rendement. PMT en PME hebben bijvoorbeeld als doelstelling 1,5%-punt rendement boven het benodigd rendement voor de nominale pensioentoezegging. Het zou mooi zijn als andere fondsen dit voorbeeld volgen.’
U moet ingelogd zijn en een geldig abonnement hebben om een reactie te mogen plaatsen.