Pensioenfondsen kunnen op twee manieren inspelen op de overgang naar persoonlijke pensioenpotten. Ze kunnen de beleggingen koppelen aan persoonlijke rekeningen, of fondsrendementen achter de schermen toewijzen aan virtuele pensioenpotten.
Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
1 reactie
De kracht van het collectieve pensioenstelsel is o.a. het beleggingsmodel. De door werkgevers te betalen pensioenpremies worden weliswaar per individuele deelnemer aan collectieve pensioenregeling geadministreerd op een ‘actuariële rekening’ van die deelnemer, maar de binnenkomende premiestroom wordt COLLECTIEF belegd. Dit maakt een veel grotere risicospreiding, zowel naar landen en regio’s als naar sectoren (industrie, financiële instellingen, dienstverlenende bedrijven etc.) mogelijk waardoor navenant hogere – en stabielere – rendementen worden gerealiseerd (al jaren!) tegen relatief beperkte kosten.
Die “pot” met ingelegde en belegde pensioenpremies, die jaarlijks groeit door nieuwe premie-opbrengsten + de beleggingsresultaten, zorgt voor een vliegwieleffect..
Het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat – ondanks de wereldwijde financiële crisis van 2007 – de totale pensioenpot van de Nederlandse collectieve pensioenfondsen tussen 2007 en 2017 is gestegen van ongeveer € 650 miljard naar ongeveer € 1.400 miljard.
Een dergelijk is op basis van individuele pensioenpotjes praktisch gesproken vrijwel onuitvoerbaar en leidt tot belangrijk lagere rendementen en fors hogere beheerkosten.
Tot slot: een pensioenregeling – al dan niet individueel – is een ARBEIDSVOORWAARDE. Daar gaat de overheid als wetgever niet over en DNB al helemaal niet. Maar als WERKGEVER heeft de WETGEVER groot belang bij de invoering van een stelsel van beschikbare premieregelingen. Als grootste werkgever wil de overheid lagere en beter beheersbare pensioenlasten en met een beschikbare premieregeling kan ze dat bereieken . Bovendien verlost zo’n regeling haar van het laatste restje zorgplicht als werkgever jegens de werknemers.
Om dit doel te bereiken e worden tal van valse argumenten aangevoerd, zoals de doorsneepremiesystematiek die bij de collectieve pensioenregelingen wordt toegepast. Want daardoor zouden jongere werknemers de oudere en gepensioneerden subsidiëren, terwijl aantoonbaar het omgekeerde het geval is. Zo worden de jongeren opgezet tegen de ouderen..
Pensioenregelingen met COLLECTIEVE RISICODELING, gebaseerd op een UITKERINGSOVEREENKOMST komen tot stand tussen via het CAO-overleg tussen werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties (in geval van verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfondsen dan wel ondernemingspensioenfondsen). Om die reden wordt dit type pensioenregelingen aangemerkt als SOCIALE REGELINGEN, WAARDOOR ZIJ NIET VALLEN ONDER EU-TOEZICHT, en onder bepaalde voorwaarden zijn zij VRIJGESTELD van BTW.
Deze pensioenfondsen zijn non-profit organisaties; dus lage beheerkosten
Individuele pensioenregelingen op basis van beschikbare premies worden vrijwel altijd uitgevoerd door commerciële verzekeraars . Dat zijn FINANCIELE PRODUCTEN die onderworpen zijn aan zowel Nederlandse als aan EU toezichthouders.
Verzekeraars moeten winst maken; de beheerkosten voor dit type pensioenen zijn veelal een factor 3 tot 5 hoger dan die bij de non-profit pensioenfondsen.