Minister Koolmees van Sociale Zaken en DNB willen niet tornen aan de rekenrente, zoals de vakbonden willen. Maar sinds de invoering van het financieel toetsingskader is de rekenrente enkele keren eerder wél wat aangepast.
Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
3 reacties
Ik lees: “Daar hoort een hogere rekenrente bij. In opiniestukken onderschreven onder anderen oud-CPB-directeur Coen Teulings en Jean Frijns, René Maatman en Jelle Mensonides dat.”
Ja, onzekere uitkeringen mogen een hogere rekenrente vereisen. Maar dan moet je ook rekenen met hogere verwachte uitkeringen. Vroeger verwachtten mensen indexatie. Die onzekere verwachtingen mag je verdisconteren met een hogere rekenrente. Maar mensen verwachten wel zekerheid van nominale uitkeringen. Die ‘zekere’ uitkeringen mag je dus niet verdisconteren met een hogere rekenrente.
Zekere pensioenuitkeringen – ook wel: gegarandeerde pensioenen genoemd – hebben NOOIT bestaan; zie art. 134 Pensioenwet.
Wat – achteraf gezien – mis is gegaan, is dat de werkgevers noch de vakorganisaties, noch de pensioenfondsen het nodig hebben geacht om werknemers een gedegen ‘PENSIOENOPVOEDING’ te geven. Mede daardoor hadden werknemers geen enkele prikkel of behoefte om zich in hun pensioen te verdiepen. Wat daarbij hielp was, dat pensioenfondsen zich verscholen (en nog wel verschuilen) achter de mededeling naar hun deelnemers dat pensioen (en wat daarbij komt kijken) een complexe zaak is. Zo is de illusie gevestigd van gegarandeerde pensioenen.
Eind 2015 is – als vervolgstap op de weg naar de afbraak van het collectieve pensioenstelsel – de wet nieuw Financieel Toetsingkader (nFTK) aangenomen. Deze wet verplicht pensioenfondsen om voor de berekening van hun pensioenverplichtingen gebruik te maken van de risicovrije rentetermijnstructuur (RTS). MAAR: voor de vaststelling van de kostendekkende pensioenpremies mogen pensioenfondsen rekenen met een rentevoet waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige rendementen.
Interessant is nu, dat Klaas Knot, president van DNB, in zijn brief aan minister Koolmees van 19 september 2018, met kenmerk T027-1504258312-841, OPNIEUW afstand neemt van de opvatting van Koolmees inzake de eenzijdige toepassing van de risicovrije rente.
Deze brief bevat een passage die een nadere uitleg vergt. Deze passage luidt als volgt: “Het waarderen van een pensioenuitkering kan op twee manieren: het verwacht rendement wordt wel of niet meegenomen in zowel de verwachte pensioenuitkering als ook de disconteringsvoet. Bij een consistente toepassing (gebruik verwacht rendement in zowel teller als noemer of gebruik RTS in zowel teller als noemer) leiden beide keuzes tot dezelfde waarde, en deze is gelijk aan de marktwaarde.”
Deze passage kan niet anders worden geduid dan dat de president van DNB de mening is toegedaan dat de huidige toepassing van de RTS – die is voorgeschreven voor de berekening van de technische voorzieningen, maar NIET voor berekening (discontering) van het pensioenvermogen – niet consistent is.
Indien – zoals de president van DNB lijkt voor te stellen – voor de berekening van zowel de technische voorzieningen als het pensioenvermogen DEZELFDE rentevoet wordt gehanteerd, bijvoorbeeld die van het verwachte rendement na aftrek van de indexatie-ambitie, dan stijgen de dekkingsgraden van de pensioenfondsen met ca. 20 procentpunten. Dan kunnen de pensioenen veilig worden geïndexeerd en kan er zelfs sprake zijn van na-indexatie.
De zin “Maar mensen verwachten wel zekerheid van nominale uitkeringen.” is in strijd met de kortingsmogelijkheid sinds het ontstaan van de bedrijfstakpensioenfondsen in de vijftiger jaren van de vorige eeuw en de pensioenwetgeving is bepalend.
Maar de communicatie van de pensioensector is hierover altijd zeer vaag en onduidelijk geweest. De onzekerheid van de hoogte van de nominale uitkering moet dus wel beter en eerlijker worden gecommuniceerd. Daar staat een gemiddelde hogere pensioenuitkering tegenover ten opzichte van een verzekerde regeling zonder kortingsmogelijkheid bij dezelfde premie volgens DNB onderzoek.