Minister Schouten heeft de voorwaarden verduidelijkt voor gelijke verhoging of verlaging van uitkeringen en het spreiden van schokken bij solidaire regelingen. De nadere uitwerking is ‘nog wel werk aan de winkel’.
In een brief die vorige week naar de Tweede Kamer ging geeft Schouten nadere uitleg hoe pensioenfondsen met een solidaire regeling ervoor kunnen zorgen dat uitkeringen in een solidaire regeling met hetzelfde percentage omhoog of omlaag gaan en hoe zij financiële schokken in de tijd kunnen spreiden. Gelijke aanpassing is een wens van de sector die in de Wtp kwam dankzij een amendement van Hilde Palland (CDA). Dit is beter uit te leggen dan verschillende percentages afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer. Fondsen willen een 70-jarige dezelfde verhoging (of verlaging) geven als een 80-jarige.

In de praktijk was voor pensioenfondsen onvoldoende duidelijk wat hiervoor de voorwaarden zijn, schrijft de minister. Dat gold ook voor de manier waarop zij schokken kunnen spreiden. Eind vorig jaar zei bestuurder André Snellen bij Pensioen Pro In Gesprek dat pensioenfonds Detailhandel onder meer vanwege onduidelijkheid over de spreidingsmethode een jaar later overgaat naar een solidaire premieregeling.
Actuaris Stef Vermeulen van PGGM werkte de afgelopen maanden mee aan een kader dat die duidelijkheid wél biedt. Zo is er antwoord op de vraag of pensioenfondsen een schok in de beleggingsresultaten over meer dan tien jaar mogen spreiden, vertelt hij. Nee. ‘De spreidingsperiode is maximaal tien jaar, conform de wettelijke voorwaarden’, aldus Schouten in haar brief.
Schok
Het betekent dat pensioenfondsen maximaal tien jaar hebben voor het verwerken van een schok. Ze mogen dat op twee manieren doen: met elk jaar een gelijk deel, bijvoorbeeld telkens een vijfde bij een spreidingsperiode van vijf jaar, of asymptotisch, waarbij een fonds in het eerste jaar een vijfde van de schok verwerkt, het tweede jaar een vijfde van het restant enzovoort. In het tiende en laatste jaar moeten fondsen het restant verwerken. Asymptotisch spreiden staat ook wel bekend als geheugenloos spreiden. Snellen sprak daarover in de podcast. Strikt genomen is van geheugenloos of asymptotisch spreiden geen sprake, legt Vermeulen uit. Dan zou er namelijk altijd een heel klein deel van de schok blijven staan en dat staat de wet niet toe.
Fondsen verwerken het eerste deel van een schok in het eerste spreidingsjaar, lees: verrekenen die in de hoogte van de uitkering. De overige delen van de schok moeten fondsen in de toekomst in de uitkering verwerken. In de jaren daarop is het mogelijk schokken zo af te stemmen op de beleggingsresultaten uit het verleden dat uitkeringen zo stabiel mogelijk blijven. ‘Dat is echt diep de techniek in’, aldus Vermeulen die zegt dat gelijke aanpassingen vooral zijn bedoeld om het richting deelnemers zo eenvoudig mogelijk te houden.
Spreidingsvermogen
Verwerken betekent dat een pensioenfonds een schok meeneemt in de hoogte van de uitkering. Voor schokken die een fonds nog niet heeft verwerkt is een nieuwe term bedacht: spreidingsvermogen. ‘Impliciet hoort bij spreiden dat je een deel van je vermogen nog niet gebruikt bij het vaststellen van je uitkering, er ontstaat een deel dat je nog niet gebruikt, dat heet spreidingsvermogen’, zegt Vermeulen. De rest is het uitkeringsvermogen, eveneens een nieuwe term. Voor beide geldt dat die wél zijn toegewezen aan een deelnemer: de verdeling staat vast.
Pensioenfondsen moeten van het spreidingsvermogen gebruik maken als ze én financiële schokken in de tijd willen spreiden én voor iedere gepensioneerde de uitkering gelijk willen aanpassen, stelt het ministerie in reactie op vragen van Pensioen Pro. En voor zover bekend willen alle fondsen dat gaan doen.
Hoe groot het spreidingsvermogen is hangt af van de verdeling van beleggingsresultaten, vertelt Vermeulen. Dat kan behoorlijk oplopen. Als een pensioenfonds in een jaar 15% verdient op zijn beleggingen en gepensioneerden krijgen 40% van het overrendement, wat bijvoorbeeld pensioenfonds Schoonmaak wil, dan is er een financiële schok te verdelen van 6%. Als het fonds een vijfde daarvan toekent in het eerste jaar (en de uitkeringen met 1,2% verhoogt), dan komt het spreidingsvermogen op 4,8%.
Als deelnemers met pensioen gaan hebben ze nog geen spreidingsvermogen. Het was nodig nader uit te werken hoe ze dat krijgen, vervolgt Vermeulen. ‘Je moet dan een stukje van het pensioenkapitaal onderbrengen in het spreidingsvermogen.’ Dat moet zoveel zijn dat de ‘nieuwe’ gepensioneerde dezelfde verhouding tussen uitkeringsvermogen en spreidingsvermogen heeft als de andere uitkeringsgerechtigden. ‘Bij een negatief spreidingsvermogen krijgen nieuwe toetreders zodoende initieel een hogere uitkering en andersom.’
Herverdeling
Als dat nodig is voor gelijke aanpassing van alle uitkeringen, dan mogen fondsen schuiven ‘tussen de spreidingsvermogens van pensioengerechtigden onderling’. Oftewel: herverdeling. Hoe groot die verschuiving mag zijn, staat niet in de brief. Wel dat die in lijn moet zijn met het amendement van Palland. Het amendement, zoals de Kamer dat heeft aangenomen, spreekt over een ‘beperkte mate van herverdeling’, zonder getallen te noemen. In een eerdere versie van het amendement was sprake ‘maximaal enkele tienden van procentpunten per jaar, vergelijkbaar met de beperkte herverdelingseffecten die in de collectieve uitkeringsfase van de flexibele premieovereenkomst kunnen ontstaan’.
Collectief administreren
Het is voor fondsen een ‘hele opluchting’ dat ze het spreidingsvermogen collectief mogen administreren, weet Vermeulen. Het is veel eenvoudiger voor iedereen uit te gaan van een stijging van 1% en dan per deelnemer het spreidingsvermogen individueel zó te verdelen dat iedere gepensioneerde dezelfde aanpassing krijgt, zegt hij.
Consultatie
Schouten neemt de voorwaarden voor gelijke aanpassing met spreiden op in een Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet Verplichte beroepspensioenregeling. Het aangevulde besluit moet ‘medio 2024’ in werking treden, laat het ministerie weten. ‘We zorgen dat het daarvoor tijdig in het voorjaar het besluit in consultatie gaat.’

Vermeulen verwacht dat het nog enkele maanden duurt voor het definitieve besluit er is. Dat is te laat voor fondsen die bezig zijn met implementatieplannen waarin ze moeten aangeven hoe ze willen omgaan met financiële schokken, zegt hij. Volgens hem verklaart het waarom de brief van de minister zo technisch is: voor fondsen en hun uitvoerders moet die voldoende duidelijkheid bieden. Hij denkt dat het ministerie daarin is geslaagd. Het laat onverlet dat er ‘nog wel werk aan de winkel is voor het ministerie’ bij de nadere uitwerking.
De minister noemt in haar brief zelf twee punten waarvoor dat in elk geval geldt: wanneer mag spreidingsvermogen negatief zijn en hoe moeten pensioenfondsen over de verwachte uitkering communiceren als pensioenfondsen gebruikmaken van spreidingsvermogen?
U moet ingelogd zijn en een geldig abonnement hebben om een reactie te plaatsen.