De overgang naar het nieuwe stelsel is complex en roept nog steeds veel vragen op. Volgens Agnes Joseph kan die transitie eenvoudiger en geleidelijker. Ze pleit voor ingroeien in plaats van invaren.
De Tweede Kamer buigt zich binnenkort over de Wet toekomst pensioenen. Geen makkelijke klus. Hoe verdeel je €1400 mrd collectief vermogen evenwichtig over miljoenen persoonlijke pensioenvermogens? Biedt het nieuwe stelsel wel echt koopkrachtige uitkeringen voor gepensioneerden? Brengt de transitie niet te veel maatschappelijke en operationele risico’s met zich mee? Hoe zit het met draagvlak? Er is echter een eenvoudig alternatief denkbaar dat veel van dit soort bezwaren kan ondervangen. De zogenaamde ingroeivariant.
Voor deze ingroeivariant is invaren niet nodig. De reeds opgebouwde uitkeringen blijven staan. De nieuw ingelegde premies gaan voortaan in persoonlijke pensioenvermogens. Vanuit die persoonlijke pensioenvermogens kan de deelnemer vanaf tien jaar voor pensioendatum geleidelijk een uitkering aankopen in het bestaande uitkeringencollectief. In de loop van de tijd zitten er in het uitkeringencollectief alleen nog maar (bijna) gepensioneerden en hebben alle jongere deelnemers persoonlijke pensioenvermogens. Dan zijn we volledig naar de nieuwe situatie toegegroeid.
Versoepeling
Voor de ingroeivariant hoeft de huidige collectieve pensioenpot niet te worden opgedeeld in persoonlijke vermogens. Pensioenfondsen blijven doorbeleggen met dit collectieve vermogen en blijven alle risico’s delen, zoals nu onder het financieel toetsingskader (ftk). Maar veel van de huidige ervaren nadelen van het ftk zullen minder groot worden. Omdat het uitkeringencollectief ouder wordt, hebben we bijvoorbeeld minder last van rentegevoeligheid. Vergelijkbaar met de rentegevoeligheid van een variabele uitkeringsfase. Bovendien kan eerder worden geïndexeerd, doordat de toekomstbestendige indexatie-eisen lager uitpakken. Een wenselijke extra stap daarbij is om de indexatie-regels uit het ftk verder te versoepelen. Door bijvoorbeeld indexatie voortaan altijd mogelijk te maken boven de 105% dekkingsgraad. En ook door de fiscale maxima op indexaties los te laten. Dat leidt tot een koopkrachtiger pensioen.
Die versoepeling van de indexatieregels kan bovendien helpen bij de compensatie voor de afschaffing van de doorsneesystematiek. Die compensatie kan natuurlijk plaatsvinden uit extra premies. Maar ook vanuit het bestaande collectieve vermogen in de ingroeivariant. Want de verwachte indexaties op reeds opgebouwde uitkeringen op moment van de overstap op de nieuwe premieregeling, worden een stuk hoger. Een 45-jarige ontvangt als gevolg van de versoepelde indexatieregels over zijn bestaande opbouw immers een hoger verwacht pensioen dan onder de huidige regels. Dit compenseert mogelijk gedeeltelijk de verwachte achteruitgang in toekomstige opbouw. Vergelijkbaar met het veelgenoemde ‘dubbele transitie’ effect in de context van de Wet toekomst pensioenen.
Verplichtstelling
Dan is er in het pensioenakkoord nog de doelstelling om de huidige verplichtstelling overeind te houden. Hiertoe kunnen de verplichtgestelde fondsen mogelijk nog extra risicodelingselementen toevoegen aan de regeling. Denk aan het verplicht delen van microlanglevenrisico over alle deelnemers, zowel in de opbouw- als in de uitkeringsfase, zoals ook beoogd in de nieuwe wet bij de flexibele regeling. Of door het hanteren van één collectief beleggingsbeleid met leeftijdsafhankelijke toedelingsregels zoals in het solidaire contract.
Ook is het niet zo dat pensioenfondsen in dit voorstel met een dubbele administratie komen te zitten. Je hebt in premieregelingen immers altijd aparte administratie voor de opbouw- en de uitkeringsfase, want de laatste vergt andere handelingen. In de ingroeivariant is de uitkeringsfase gewoon de nu al bekende administratie voor pensioenfondsen met een uitkeringsovereenkomst en dit kan zo blijven.
Ik denk dat pensioenfondsen met de ingroeivariant goed de doelen van het pensioenakkoord kunnen bereiken. Invaren is dan niet nodig, wat belangrijke operationele, juridische en draagvlak risico’s kan beperken. Maar waarbij nog wel een bepaalde mate van verwachte compensatie voor de afschaffing doorsneesystematiek wordt bereikt vanuit het bestaande pensioenvermogen. Op termijn heeft iedere jongere deelnemer in de opbouwfase individuele pensioenvermogens met heldere eigendomsrechten en meer mogelijkheden tot maatwerk en keuzevrijheid. Dit komt ook tegemoet aan de toegenomen arbeidsmobiliteit. Voor gepensioneerden heb je de bekende ‘vaste’ uitkering met kleine kansen op kortingen, maar wel gecombineerd met vooruitzichten op een koopkrachtiger pensioen dan nu. Waarbij de uitkeringen ook echt gelinkt zijn aan de werkelijke inflatie.
Hiertoe is het wel van belang dat de indexatieregels onder het ftk en de fiscale maxima voor bestaande pensioenrechten worden versoepeld. Ook voor deze regeling lijkt het me logisch om de btw-verplichtingen eraf te halen, aangezien alle risico’s bij de deelnemers liggen. En tot slot is het belangrijk dat een geleidelijke aankoop van een ‘vaste’ uitkering binnen pensioenfondsen blijft toegestaan.
Agnes Joseph werkt bij Achmea.
2 reacties
Mijn verwachting is dat wtp nog dit jaar de tweede kamer zal passeren en dat nog voor de verkiezingen van de Provinciale Staten de 1e kamer haar goedkeuring geeft.
Dat rest het implementatietraject met nog veel hobbels en keuzes.
Zelf was ik voorstander de variant waarin het huidige fonds doorgaat als gesloten fonds en de nieuwe premie gestort zou worden in een ppi-achtige constructie.
Gelukkig nu een medestander die een variant bedenkt. En niet de minste.
Haar claim om voort te gaan binnen het ftk maar met 105 als indexatiegrens Had al veel eerder ingevoerd moeten worden. Willen we een koopkrachtiger pensioen dat is dat een begin.
Een interessant alternatief. Naast de door mevrouw Joseph genoemde versoepeling van het ftk van de beperkingen om voorwaardelijke contractuele indexatietoezeggingen na te komen, zou ik ook adviseren om de regel in de Pensioenwet te laten vervallen dat jaarlijks slechts 20% van de ruimte in het pensioenvermogen boven de TBI-grens mag worden aangewend voor inhaalindexatie of het ongedaan maken van kortingen. Dus als er voldoende ruimte is om 10 jaar terug indexatie in te halen en kortingen ongedaan te maken moet dat ineens mogelijk zijn. Dan is ook meteen duidelijk wat er in de huidige pensioenpot overblijft om compensatie te bieden voor gevolgen van overgang naar het nieuwe stelsel. Ik roep in herinnering dat de huidige Pensioenwet terugstorting of premiekorting (en wat is die compensatioe anders) verbiedt als niet eerst inhaalindexatie en ongedaanmaking van kortingen over de laatste 10 jaar heeft plaatsgevonden.