Voor verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenregeling is de Wet BPF 2000 niet nodig. Met de wet voor het algemeen verbindend verklaren van cao’s kan dat ook. Bovendien leent die wet zich beter voor het voorkomen van concurrentie op arbeidsvoorwaarden.
Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
3 reacties
De Wet Bpf 2000 is er niet voor niets. Vóór 2000 was het zo dat wanneer toen een CAO Algemeen Verbindend werd Verklaard (avv), dan mocht daarin een pensioenparagraaf zijn opgenomen.
Daarover is 20 jaar geleden uitgebreid gesproken en om diverse redenen is besloten om de avv van de CAO en de pensioenregeling te splitsen.
Indien het bedrijf van een werkgever onder een verplichtstelling valt, maar de werkgever sluit zich niet aan bij een Bpf, dan heeft de werknemer van dat bedrijf desondanks recht op een pensioen van het Bpf. Daarom controleren de BPF’en tegenwoordig zo streng op aansluitingen van mogelijke werkgevers.
“Een bedrijf dat zich in 2004 aansloot bij het pensioenfonds voor de uitzendsector, enkele jaren premie betaalde en daarmee stopte, valt onder de verplichtstelling en moet €800.000 aan achterstallige premie overmaken”. Dat staat in een uitspraak van het gerechtshof in Amsterdam die vorige week is gepubliceerd. Percival, het bedrijf in kwestie, valt volgens het gerechtshof wél onder de verplichtstelling”. (zie PensioenPro van 3 oktober 2017).
Kortom: Martin Pikaart’s pleidooi voor vervanging van de Wet Bpf door de Wet avv slaat voor wat betreft de verplichte deelneming van bedrijven aan een bedrijfstakpensioenfonds nergens op.
Ook het argument van de dwingend op te leggen premieverdeling is vergezocht. Een pensioenregeling namelijk komt tot stand via het overleg tussen sociale partners; in casus: de werkgever(s) en de vertegenwoordigers van de werknemers (de vakbonden).
Het komt me hoogst onwaarschijnlijk voor dat de vakbonden instemmen met een pensioenregeling waarbij de premieverdeling tussen werkgever(s) en werknemers ertoe leidt dat de werknemers grotendeels of geheel voor de premie opdraaien.
Een veel gebruikte premieverdeling is 1/3 voor de werknemers en 2/3 voor de werkgever.
Het toneelstukje dat Pikaart met behulp van een extern bureau (want dat geeft de geur van betrouwbaarheid en cachet, nietwaar?) opvoert, is vooral bedoeld om de in zijn ogen abjecte doorsneepremie-systematiek (de kern van het op collectieve risicodeling gebaseerde pensioenstelsel) uit te bannen.
Er speelt iets geheel anders. Dankzij de mogelijkheid van premiedemping brengen de pensioenfondsen sinds 2007 feitelijk geen kostendekkende premies in rekening bij de werkgevers.
Dit premietekort leidt enerzijds tot lagere pensioenopbouw voor de werkenden (dat is goeddeels de doelgroep van Pikaart’s Alternatief voor Vakbond), anderzijds wordt dit tekort vanuit de Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) gecompenseerd. Dat betekent dat de gepensioneerden de jongeren/werkenden subsidiëren.
Uit cijfers van het Min. van SZW blijkt dat het premietekort tussen 2015 en 2021 oploopt naar € 72 miljard. Maar deze werkelijkheid wenst Pikaart niet te aanvaarden.
Conclusie: het verhaal van Pikaart is gebakken lucht.
Grappig: “Wij van het AVV pleiten voor uitbreiding van het avv’en.”
Is het onderzoek ergens te downloaden?
Onderzoek staat (inmiddels) online: https://www.avv.nu/files/content/verplichten-van-pensioen-via-de-wet-avv-september-2017-20170929084007.pdf