Direct naar inhoud

‘Zelfde resultaat, maar minder complex’

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 21 november 2022

Deze week inventariseren Kamerleden vragen over de Wet toekomst pensioenen voor de artikelsgewijze behandeling. Volgens Tim Burggraaf kan het een stuk eenvoudiger door gewoon de huidige wet aan te passen.

Minister Carola Schouten beantwoordt vragen in Tweede Kamer over de pensioenwet. Foto Robin van Lonkhuijsen

De behandeling van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) neemt veel tijd in beslag. Of de wet het in de Eerste Kamer gaat halen, is ongewis. Wat mij opvalt is dat er in de drie jaar na het pensioenakkoord zoveel veranderingen zijn toegevoegd aan de initiële plannen, dat het eindresultaat niet meer overeenkomt met de wet waarmee is begonnen. Eerder schreef ik al waarom dat misschien logisch is: deze sector wil niet veranderen.

Deze week besefte ik dat de doorgevoerde veranderingen zodanig zijn dat wat er nu beoogd wordt voor een erg groot deel ook binnen de huidige wetgeving vormgegeven kan worden. Dat betekent minder problemen door complexe wetswijzigingen die mogelijk weer nieuwe problemen opleveren. Ik heb het hier over de stelselwijziging en bijvoorbeeld niet het nabestaandenpensioen.

Over het flexibele contract kunnen we kort zijn. Er nauwelijks verschil tussen het flexibele contract en de huidige premieovereenkomsten. Deelnemers beleggen net als nu op basis van een eigen lifecycle. Op de pensioendatum kunnen ze kiezen tussen een vaste of een variabele uitkering en dat is nu ook al mogelijk. De enige twee verschillen zijn de fiscale eis van een leeftijdsonafhankelijke premie en de mogelijkheid om een risicodelingsreserve in te richten.

Om te komen tot het solidaire contract lijkt op het eerste gezicht meer te moeten worden aangepast. Maar wie er van een afstand naar kijkt, ziet dat het eigenlijk best meevalt. Het solidaire contract is een premieregeling: een pensioenfonds kan onder de huidige wet ook een premieregeling uitvoeren. Voor sommige soorten fondsen moet de wet die ruimte nog wel verlenen door de huidige beperkingen uit de wet te schrappen. Het fonds kan er voor kiezen om niet met lifecycles te werken, maar met een collectief beleggingsbeleid voor de gehele populatie, waar ook sprake is van een collectief rendement wat wordt uitgedeeld. Die fondsen hebben we nu ook al.

Fiscaliteit

Voor het beleggingsbeleid moet het fonds zich nu ook al houden aan het prudent person beginsel en dat blijft zo. Hoe het fonds dat dan precies doet, is – net als nu – aan het fonds en DNB toetst dat beleggingsbeleid. Naast ook nu weer de fiscaliteit, zijn misschien een paar aanpassingen nodig voor het gebruik van buffers. Alhoewel, sommige buffers blijven in de laatste versie van het wetsvoorstel ook in het nieuwe stelsel overeind.

Tim Burggraaf

Van een verplichting is geen sprake meer. Immers, een pensioenfonds met een premieregeling heeft nu per definitie ook al een dekkingsgraad van 100%. We hebben het dus bijvoorbeeld over een operationele reserve (is er nu ook al), een mvev (is er nu ook al) en een stroppenpot (is er ook al).

Het enige echte nieuwe is de solidariteitsreserve. Ik vermoed dat daar niet eens een aanpassing van de Pensioenwet voor nodig is, maar dat kan worden geregeld het met een Algemene maatregel van bestuur. Eventueel moet de uitkeringsfase van het nieuwe contract worden aangepast. Daarbij kan aangesloten worden op het bestaande model voor de huidige premieregelingen en/of zou de voorgenomen collectieve uitkeringsfase een uitkomst kunnen bieden.

Opgeschoven

Dan blijft nog één belangrijk punt over: invaren. Ook hier zijn we opgeschoven. Waar we begonnen met de aanname dat alles zou worden ingevaren, verschoven we eerst naar het standpunt dat korten bij onderdekking niet nodig was als fondsen bereid waren de intentie uit te spreken om in te varen en zijn we de laatste weken geëindigd bij het principe dat invaren niet nodig is als sociale partners het niet willen, het te complex vinden of bang zijn voor juridische procedures en als pensioenfondsen het niet evenwichtig kunnen uitvoeren. Gegeven dat feit is dan aansluiten op de reeds in de wet geregelde interne waardeoverdracht de eenvoudigste optie. Ook die is er al.

Mijn conclusie is dat we het voor onszelf een stuk eenvoudiger kunnen maken door eens kritisch te kijken wat we zouden moeten aanpassen om wat we willen bereiken zoveel mogelijk onder de huidige wetgeving te laten passen. Mijn indruk is dat het niet zo veel is en vooral gaat over de fiscaliteit (een leeftijdsonafhankelijke premie), over welke buffers nodig zijn en de uitkeringsfase van het solidaire contract. Ik weet zeker dat er dan aanzienlijk minder aangepast hoeft te worden en er dus ook aanzienlijk minder gepraat hoeft te worden.

Tot slot, waarom kom ik er nu pas mee? Eenvoudig, voor wat er destijds overeengekomen is tijdens het pensioenakkoord, was inderdaad een omvangrijke stelselwijziging nodig. Maar voor wat er nu moet gaan komen, is dat niet meer zo. Daarom kom ik er nu pas mee.

Tim Burggraaf werkt bij EY.