Door bij de toedeling van beleggingsrendementen rekening te houden met de leeftijd van een pensioendeelnemer, kan een welvaartswinst van 9,7% worden geboekt ten opzichte van het door de SER voorgestelde nieuwe contract zonder intergenerationele risicodeling.
Nog geen toegang? Abonneer u op Pensioen Pro en krijg:
- Onbeperkt online toegang tot pensioenpro.nl
- Dagelijks pensioennieuws, -achtergronden en -opinie per e-mail
- Vier keer per jaar Pensioen Pro Magazine (inclusief Vermogensbeheergids) per post
- Volledig archief van Pensioen Pro en IPNederland vanaf 2009
2 reacties
Prima idee om na te gaan of het pensioenresultaat verbetert door aanpassing van het beleggingsbeleid of de toerekening van de rendementen aan generaties. Maar bij het artikel wil ik toch twee kanttekeningen plaatsen.
-Op dit moment zijn de kortingen en indexaties inderdaad hetzelfde voor jong en oud, maar door de gespreide toerekening van schokken dragen jongeren impliciet toch meer risico dan ouderen. Ouderen worden na een tegenvaller ontzien, door de beperkte doorwerking op de uitkering in de eerste jaren. Jongeren lopen meer risico en ontvangen in verwachting meer rendement, omdat mee- en tegenvallers ook doorwerken in de opbouw in de eerstvolgende jaren na een mee- of tegenvaller in de behaalde rendementen.
-Bij de door de auteurs voorgestelde differentiatie in toedeling van rendement staan deelnemers in hun eerste jaar bloot aan het risico op een 40 maal zo hoog vermogen. Het vermogen van jonge deelnemers wordt zeer volatiel door te beleggen met zoveel geleend geld. Als het vermogen van jongeren hierdoor negatief wordt, moeten ouderen bijspringen. De auteurs zouden niet alleen het te bereiken pensioen moeten laten zien, maar ook de tussentijdse ontwikkeling van het pensioenvermogen of de uitkering die hiervan mogelijk is.
Ons uitgangspunt is de welvaartswinst op basis van pensioenuitkeringen, zoals ook doorgaans door het CPB gebruikt in kwantitatieve analyses, en inderdaad zonder kenmerken tijdens de opbouwfase. Een openstaande uitwerkingsvraag kan zijn in hoeverre het wenselijk en haalbaar is om deze kenmerken (kwantitatief) mee te wegen, en in hoeverre de pensioencontracten daarop verder gefinetuned kunnen worden.