Direct naar inhoud

‘Verzekeraar serieuze optie voor opf’en met hoge dekkingsgraad’

Geplaatst in genre: Geplaatst in sectie:
Geschreven door:
Gepubliceerd op: 23 juni 2021

In aanloop van het nieuwe stelsel komen verzekeraars weer in beeld als partijen die opgebouwde rechten kunnen overnemen. ‘Dat geldt zeker voor fondsen met een hoge dekking die uitbetaling van de nominale rechten als voornaamste doel hebben.’

Dat zegt Vandena van der Meer, partner bij Montae & Partners, naar aanleiding van gesprekken met een vijftal opf’en over hun voorbereiding op het nieuwe stelsel.

‘Als een fonds een dekkingsgraad heeft boven de pakweg 120% is het mogelijk de opgebouwde rechten over te dragen aan een verzekeraar die de nominale uitkeringen garandeert en ook nog gegarandeerde indexatie geeft’, aldus Van der Meer. ‘Een fonds met als hoofddoelstelling ten minste de nominale pensioenen uit te keren, kan zich in zo’n situatie afvragen wat de rol van het fonds nog is en of invaren wel past binnen de doelstelling.’

Reclamebord voor Persil in het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. Persil is een van de merkten van Henkel. Het fonds van dit bedrijf overweegt de oude rechten over te brengen naar een verzekeraar. Foto Berlinda van Dam/HH

Volgens Van der Meer ligt dit vraagstuk op tafel bij meerdere opf’en met een vermogen van minder dan €5 mrd. ‘De werkgever, or en bonden gaan over de nieuwe opbouw. Als die kiezen voor de verbeterde premieregeling kan die opbouw vaak tegen lage kosten worden ondergebracht bij een ppi, verzekeraar of apf. Het is dan de vraag wat de toegevoegde waarde van een eigen pensioenfonds nog is. Een buy-out van de opgebouwde aanspraken door een verzekeraar is dan een serieuze optie. Dan begin je voor de toekomstige opbouw met een schone lei.’ Ondernemingspensioenfonds Henkel is een voorbeeld van een fonds dat overweegt de opgebouwde rechten over te hevelen naar een verzekeraar.

Nadelen

De oplossing is niet zonder problemen, erkent Van der Meer. ‘Een nadeel is dat deelnemers te maken krijgen met twee uitvoerders van hun pensioen.’

Een ander probleem is dat bij scheiding van oude en nieuwe opbouw het niet mogelijk is gedupeerden van de afschaffing van de doorsneesystematiek op een eenvoudige wijze te compenseren. De zogeheten dubbele transitie vervalt. Bij de dubbele transitie worden overschotten bij invaren ingezet ter compensatie van deelnemers tussen de 35 en 45 jaar die nadeel ondervinden van de afschaffing van de doorsneesystematiek.

Vandena van der Meer

‘Een oplossing is dit jaar of volgend jaar nog over te stappen op de verbeterde premieregeling. ‘Die regeling mag nog werken met een leeftijdsafhankelijke premie. Bij overgang naar het nieuwe stelsel mag die regeling blijven bestaan voor de huidige medewerkers’, zegt Van der Meer. ‘Op de langere termijn is een bezwaar tegen deze oplossing dat de werkgever dan zit met twee regelingen. Nieuwe werknemers moeten in het nieuwe stelsel in een regeling komen met een vlak premiepercentage. Sommige werkgevers vinden twee regelingen een onbegaanbare weg.’

Objectieve vergelijkingen

De keuze tussen het nieuwe contract en de verbeterde premieregeling moeten sociale partners maken. ‘In de praktijk is het pensioenfonds hier intensief bij betrokken, omdat bij het fonds en de uitvoeringsorganisatie de kennis zit over de uitvoering’, aldus Van der Meer.

‘Het is logisch dat het fonds een belangrijke rol speelt, maar sociale partners moeten er wel voor waken dat ze hun beslissing nemen op grond van objectieve gegevens. Veel fondsen, uitvoeringsorganisaties en bestuursbureaus hebben een voorkeur voor het nieuwe pensioencontract. Daar weten ze meer over en in vergelijkingen komt het vaak beter uit de bus. Het kan geen kwaad daar ook een onafhankelijke partij naar te laten kijken’, aldus Van der Meer.

Pensioen Pro schreef dinsdag dat Martin Pikaart, voorzitter van vakbond AVV, vindt dat informatie die sociale partners bij PFZW ontvangen over de keuze tussen het nieuwe contract en de verbeterde premieregeling eenzijdig en soms misleidend is.

Van der Meer ziet er ten slotte meerwaarde in als bestuurders en sociale partners zich verdiepen in de belevingswereld van de deelnemers. ‘Het maakt bijvoorbeeld nogal uit of ze de overgang naar het nieuwe stelsel zien als een vooruitgang of een achteruitgang. Als je dit weet, kan je vervolgens in de communicatie hierop aansluiten.’